Een fragment
uit Spel…
Ik geef er
twee. Spel heeft tenslotte twee hoofdpersonages: Bouchra en Ilse. Hun
ik-personen wisselen elkaar in korte hoofdstukken af. Ze hebben beiden hun
eigen verhaal, hun eigen problemen en hun eigen dromen. Ze verschillen van
elkaar als dag en nacht, toch hebben ze iets gemeen. En dat brengt ze
uiteindelijk bij elkaar. (Watdatisverklapiknatuurlijkniet).
Onderstaand
fragment is van Bouchra.
Uit mijn keel komt een
raspend geluid. Ik heb het gevoel dat mijn benen het begeven, dat mijn ogen uit
hun kassen schieten, mijn trommelvliezen ontploffen. Hij heeft zijn handen
strak om mijn keel geknepen. Die vingers; er zit zoveel kracht in. Ik ga dood.
Het is zeker.
Tranen stromen over
mijn wangen. Alsof ze uit mijn lijf worden geknepen. De woorden die ik wil
uitspreken blijven steken in mijn keel, daar waar hij zijn handen heeft. Op dit
moment heb ik gewacht. Ik wist het, was er op voorbereid, en nu is de dag
aangebroken. Eer, heet dit.
Khalid kijkt me vol
haat aan. Ik hou van hem, mijn kleine broertje. Mijn lieve kleine vuurvlinder
voor wie ik altijd liedjes zong, mijn vingers ondertussen zachtjes strelend
door zijn zwarte krullen. Als kind rook hij naar geroosterde amandelen. Soms
snoof ik die geur op om hem de hele dag bij me te dragen. Lieve, lieve Khalid.
Hij haat mij. Hij wil me dood, zegt dat ik een hoer ben. Een hoer die het leven
niet waard is, die het verdient te sterven. Ik probeer zijn handen los te
wrikken, maar het lukt me niet. Hij is te sterk. Mijn lieve kleine broertje is
te sterk voor mij. Ik bid tot God. Tot Allah. Help me en laat het snel voorbij
zijn. Insha’Allah, zo God het wil. Laat me sterven.
En hier is
Ilse:
‘Wat! Wat doe je? Nou?
Wat ben je van plan? Waar gaan we naartoe?’ Ik herken mijn eigen stem niet. Hij
klinkt schel, hard. Mijn adem gaat als een fietspomp. ‘Wat doe je?’ Met veel
kracht druk ik de loop verder in Andrejs slaap. ‘Zeg iets of ik schiet die
rotkop van je eraf! En wie ben jij eigenlijk? Wie ben jij echt? Andrej? Laat me
niet lachen! En je woont ook al niet in dat klote appartement van je. En deze
auto? Niet van jou hè? Denk je nou echt dat ik geloof in die mooie praatjes van
je? Denk je dat ik gek ben? Nou?’
Geen reactie.
‘Ik doe het hoor! Ik
schiet zo die harses van je eraf! Let maar op! Dan ken jij Ilse van Kempen nog
niet. Denk jij dat ik het niet durf soms? Ha! Daar kom je nog wel achter.
Klootzak! Ik ken jou en die mannetjes van je. Jullie deugen voor geen meter.
Voor geen meter, hoor je! Jullie kunnen zelf helemaal niets. Niets! Jullie zijn
van die klootzakken die anderen kapot maken. Stakkers, zijn jullie! En waarom?
Om er rijk van te worden. Ga zelf werken! Laat jezelf lekker verkrachten.
Slappe klootzak!’
Beheerst zet Andrej de
auto stil. Een wegrestaurant. We staan voor een wegrestaurant. Waarom? Wat wil
hij? Godver, wat wil hij? ‘Zitten hier soms die vriendjes van je? Komen ze me
opruimen? Nou? Laat ze maar komen! Ik ben er klaar voor. Voor die stakkers.
Nou, waar zijn ze dan? Waar dan? Zeg iets!’
Andrej zucht, draait
zijn gezicht naar me toe en pakt met zijn rechterhand de loop van het pistool
vast. Ik wil de trekker overhalen, maar mijn vinger weigert. Kom op, Ilse.
Pang. Pang, pang, pang. Doe het! Andrej duwt de loop richting de voorruit en
pulkt mijn vingers los van de kolf. Op zijn slaap is een donkerrode afdruk
zichtbaar. Hij doet het handschoenkastje open, legt het pistool erin en zakt
terug in zijn stoel. Dan opent hij het portier.
‘Zo Ilse, nou ophouden
met die gekkigheid. We gaan eerst wat eten. Daarna praten we, ja?’
Ilse en
Bouchra zijn, sinds ik ben begonnen aan Spel, niet uit mijn gedachten geweest.
Ze zijn bij me, hun verhalen vullen mijn geest. Ik moet er niet aan denken om
andere verhalen te schrijven. Bijna jankend (overdrijving) laat ik beeldschone
schrijfwedstrijden aan me voorbij gaan. Ik wil het wel, maar ik kan het niet:
bezig zijn met meerdere verhalen tegelijk. Mooi shit, want de verhalenwachtrij
in mijn hoofd groeit met de minuut.
En dan jij,
Olga. Rammelt er ‘even’ een kinderboekje uit, doet hier en daar een
‘wedstrijdje’, alsof het allemaal niets is. En het is nog goed ook. Godsamme.
Hoe dóe je dat?
Ellen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat weten wat je vindt!