Proeflezer
één moet een schrijver zijn. Een vakidioot die me kan wijzen op stijlfouten, op
de show-don’t-tell-toestand, overbodige zinnen, et cetera. Ik heb heel stiekem
al iemand op het oog, maar moet nog even de moed verzamelen om hem (ja, het is
een meneer) te benaderen. Ik ken hem namelijk alleen maar via Twitter. Hij
heeft ooit de eerste paar hoofdstukken van Spel gelezen en daar commentaar op
gegeven. Was ik blij mee. (Voor het geval je dit leest: please, zeg ja!).
Proeflezer
nummer twee heb ik al: een goede vriendin van me. P is een echte lettervreter.
Er is geen boek dat zij niet heeft gelezen. Kan dat? Ja nou, bijna wel. Noem
een titel en P vertelt je erover. Of het een goed boek is en waarom dat zo is,
of waarom dat niet zo is. Ze is rete-scherp. Plukt fouten in verhaallijnen er
feilloos uit. ‘Zo dom’, zegt ze dan. En dat is precies waarom ik haar nodig
heb. Klopt Spel? Zitten er nog hiaten in? Is de gele onderbroek drie
hoofdstukken verderop nog steeds geel of heb ik er per ongeluk blauw van
gemaakt? Dat doort dingen. Maar ook: leest het lekker weg? Is Spel een boek waar
je je nachtrust voor opgeeft of is het een vreselijk ploeter-gebeuren?
Ze zeggen
wel eens dat je nooit vrienden of familie moet vragen om je boek te beoordelen.
Want die durven toch niet eerlijk te zeggen dat ze het een strontvervelend verhaal
vinden. Dat is precies waarom ik P op het hart heb gedrukt dat we, zodra zij in
Spel begint te lezen, even geen vrienden zijn. Aan lieve woorden heb ik niks, zei ik
dapper tegen haar. Wees streng, onverbiddelijk, monsterlijk hard. Ik ging nog
even verder: spaar me niet – geen seconde! – want daar wordt mijn boek echt
niet beter van. En dat is wat ik wil: een beter boek. P beloofde plechtig op
haar allerstrengst en allerscherpst te zijn. No friends.
Mijn god,
wat heb ik gedaan? Ik schijt bijna in m’n broek bij de gedachte dat zij Spel
onder ogen krijgt. Dát houdt mij wakker
uit m’n slaap. Want wat als ze het nu echt niets vindt? Me opbelt met de tekst:
‘Ellen, leuk geprobeerd, maar… niet meer doen’.
Wat moet ik dan? Mijn laptop ritueel verbranden en een andere hobby
zoeken? Ik zie mezelf al zitten bij de vuurkorf in de achtertuin. Wat een
nachtmerrie.
Je begrijpt:
de twijfel slaat toe. Wie ben ik om te denken dat ik een boek kan schrijven?
Wie zit er in hemelsnaam op dit verhaal te wachten? En is het eigenlijk niet
gewoon een flut-verhaal?
Die twijfel
Olga, heb jij daar ook last van? Heb jij ook vuurkorf-fantasieën? Nee, laat ik
er een positieve vraag van maken: ben jij trots op Dodenweg? En op welke
passage het meest? Laat lezen!
Ellen
'In overdrachtelijke zin kan men deze uitdrukking ook gebruiken om iemand erop te wijzen dat hij maar eens moet ophouden met praatjes te verkopen over wat hij zogezegd allemaal kan, en het nu eindelijk eens moet tonen.'
BeantwoordenVerwijderen