Powered By Blogger

donderdag 28 maart 2013

Over Jezus en Donald Duck

Of ik een keuze kan maken tussen mijn hoofdpersonen Bouchra en Ilse. Wie mijn favoriet is… Nee. Kan ik niet. Ilse en Bouchra zijn me beiden even lief. Ze hebben ieder een heel eigen persoonlijkheid, een eigen manier van doen en denken. In eerste instantie lijken ze in niets op elkaar.

Ilse is een journaliste met een pitbull-mentaliteit, laat nooit los. Ze houdt van de harde kant van het leven en wordt getriggerd door de klootzakken van deze wereld. Grote bek, klein hartje, want achter dat harde masker schuilt onzekerheid en eenzaamheid.
Bouchra is zacht, lief, gehoorzaam. Ze heeft het zwaar, wordt door haar eigen familie onderdrukt en vernederd. Toch houdt ze stand. Want Bouchra droomt. Van een betere toekomst. Van de liefde.

Beide dames hebben eigenschappen die ik mooi vind. Het doorzettingsvermogen van Ilse… prachtig! En dat zachte van Bouchra is natuurlijk om op te vreten. Ontroerend zelfs.
Ik schreef dat Bouchra en Ilse in eerste instantie in niets op elkaar lijken, toch hebben ze één ding gemeen: ze zijn beiden bereid om te vechten voor datgene waarnaar ze op zoek zijn. Ilse vecht voor de waarheid, Bouchra voor vrijheid. Dat is goed, zo leerde ik laatst van Renate Dorrestein. ‘Je personages moeten strevend zijn’, vertelde ze. ‘Ze moeten iets willen bereiken, iets waar ze de grootst mogelijke moeite voor moeten doen. Anders krijg je geen drama op gang.’ Thomas Rosenboom deed hier trouwens ook een interessante uitspraak over: ‘Donald Duck is veel interessanter dan Jezus. Donald Duck wil altijd van alles voor elkaar krijgen, Jezus daarentegen volgt slechts de opdracht van zijn vader.’ Tja…

Strevend zijn ze, ‘mijn’ Bouchra en Ilse. Ik hoop dat ze in Spel glansrijk tot hun recht komen, hun karakters echt en volledig. Dat ze ‘voelbaar’ zijn voor de lezer.  Voor mij zijn Ilse en Bouchra vanzelfsprekend, ze zitten in mijn hoofd, leven hun leven alsof het echt is. Het zou me voor geen meter verbazen als ik Ilse of Bouchra vandaag of morgen ergens tegen het lijf loop, winkelend in de H&M, of zoiets. Als ze ook op die manier in het hoofd van de lezer gaan leven, ben ik tevreden.

En jij, Olga. Wanneer ben jij tevreden?

Ben benieuwd!

Groet,
Ellen 

donderdag 14 maart 2013

De vrouw die van schilderen hield...

Twijfel is 'my middle name'. Ik twijfel iedere ochtend over welke sokken ik aantrek, over of ik van links naar rechts ga tandenpoetsen of van rechts naar links, of je ga tandenpoetsen schrijft of tanden ga poetsen... Ik twijfel over welk broodbeleg ik zal nemen, of ik dan eindelijk vandaag afvalpoging nummer 7653 begin en of ik nu liever Yoki of toch Vifit als drinkyoghurt heb.

En dan is het nog niet eens half negen...

Ik heb dan ook getwijfeld over een antwoord op je vraag. Twijfel ik aan Dodenweg? Nee! Hoe verder in de tijd we komen, hoe meer ik stiekem (en niet zo stiekem) vind dat ik eigenlijk best een puike thriller op papier heb gezet. Dat Thomas en Fleur 'echte' mensen zijn geworden en dat het verhaal geen doorsneeromannetje met wat spanning is. Eindelijk is de twijfel omgeslagen in iets van aanvaarding.

Ja. Dit is waar ik nu altijd van heb gedroomd.
En... verd*mme... Het is nog aardig gelukt ook!

Om heel eerlijk te zijn, zo vertelde ik gisteren ook aan vriendlief, heb ik het gevoel dat Dodenweg me juist sterker heeft gemaakt. Ik durf ervoor uit te komen dat ik schrijf (dat was pakweg 2 jaar geleden niet eens in me opgekomen) en ik durf zelfs te zeggen dat mijn schrijfsels niet tenenkrommend, tranen-van-het-lachen-wegvegend slecht zijn.

Ik ben trots op wat ik schrijf!

Alles is niet even goed. Mijn eerste poging tot lang verhaal, Vervloekt, is de zogenoemde 'eerste pannenkoek'. Jeweetwel, die altijd mislukt! En soms is het hier ook een *hand tegen voorhoofd*-situatie: Wat staat daar? Waaaat???? Met schaamrood en zo'n misselijkmakend gevoel in je buik. Maar over het algemeen is het een kwestie van leeglopen en daarna teruglezen met een voorzichtig glimlachje: Kijk! Dit heb ik geschreven. Zonder mij stonden deze woorden nu niet op papier.

Die twijfel, die hoort erbij. Dat maakt je beter. En een beetje nederig. Ik bedoel, ik baal van mensen die niet tegen kritiek kunnen en denken dat alles wat ze doen, geweldig is. Jek! Niet voor niets is er een type 'Henk Drammers' in mijn boek. Van dat soort mensen heb je helaas te veel...

Toch is het iets heel anders je schrijfsels te laten lezen door 'echte' mensen: Door je omgeving. Door je vrienden, collega's, geliefden. Ja, die zijn altijd enthousiast (terecht of onterecht), maar toch is er die angst: Als ik de kamer uit ben, kijken ze elkaar dan eens meewarig aan?

Ik las ooit eens een stukje over dat ene familielid, dat schilderde. Iedereen vond haar 'kunst' nogal... LELIJK! Gefröbel van het meest sneue soort. Maar ze zeiden het niet.
 'Schitterend.'
'Je hebt echt talent.'
'Moet je wat mee doen! Echt!'
Je snapt het al... Op iedere verjaardag kwam ze aan met een eigengemaakt schilderij als kado. Voor iedereen. Elk jaar.
Ik ben bang dat ik zo word... Dat iedere verjaardag het feestvarken met angst en beven opnieuw een 'boek van mij' uitpakt. 'Leuk! Ja... Nee... Ik ben er nog niet aan toe gekomen verder te lezen in het boek van vorig jaar... Ja. Druk ja. Met de kinderen enzo. En met werk. Enzo... Ja... Je kent het wel. Maar zodra ik de tijd heb...'

Brrrrr...

Nee. Daar pas ik voor! Daarom verzamel ik, net als jij, alleen maar eerlijke mensen om me heen. Mensen die lezen en zeggen: Sorry, maar dit vond ik echt niet zo heel mooi. Of: dit vond ik echt schitterend.
Jij doet dat voor mij en ik doe dat voor jou. En eerlijk is eerlijk: SPEL is een boek dat ik aan mijn vrienden op verjaardagen zou geven. 'Dit moet je lezen joh, zoooo tof!' Dus... Overboord die twijfel! Het is goed en wordt alleen maar beter. Let op mijn woorden: vriendin P. zal echt wel het een en ander op te merken hebben, maar zal ook tegen haar vrienden zeggen: 'Ik heb nou toch een boek gelezen... Moet je echt kopen! Het heet 'Spel'!'

Je vroeg me waar ik trots op ben in Dodenweg. Een zin? Dialoog? Passage? Lastig. Ik vind de ontwikkeling die Thomas doormaakt, een mooie. Ik vind de passievolle seksscène tussen Fleur en Thomas eruitgekomen zoals ik wilde. En ik krijg goede reacties op de scene waarin Fleur met haar ouders om tafel zit tijdens het wekelijkse diner op zondag:


Ze raapte al haar moed bijeen en keek haar vader aan.
Papa... Ik...”
Zijn blik legde haar het zwijgen op. Het was duidelijk dat haar vader niet wilde spreken over wat zijn jongste dochter nu weer had uitgevreten. Zijn blik was gesloten, ondoordringbaar. Fleur voelde de muur die tussen hen in stond, een onneembare horde. Ze ging zitten op haar stoel. Hij was zo dichtbij en tegelijkertijd dreven er oceanen en continenten tussen hen in. Fleur boog haar hoofd en staarde naar haar lege bord, het zilveren bestek dat kaarsrecht naast het porselein lag. De wijnglazen van kristal, zonder de vervelende grijze zweem die altijd op haar glazen hing. Met de hand gepoetst, zorgvuldig opgewreven door de hulp in de huishouding.
Perfect.
Zonder barsten of afgeknapte hoekjes.
Net als haar vader. Net als haar moeder. Net als Roos. Alles en iedereen in huize Benedictus was gaaf en opgepoetst, behalve zij.
Fleur voelde hoe haar huid brak, hoe de scheuren en barsten zich een weg naar buiten drongen. Hoe ze op dat moment, in die seconde, in duizenden scherven uiteen spatte en niemand had het door. 
Niemand zag haar breken.
Onhandig schoof ze haar stoel naar achteren, de poten schuurden over de stenen keukenvloer. Haar vader keek een seconde op, zijn wenkbrauwen een millimeter geheven.
Het spijt me. Oké?! Het spijt me dat ik zo'n onwijze teleurstelling ben!”
Een tel was het stil. Een seconde die een jaar duurde.
Fleur. Ga zitten.” Haar moeders stem was zacht maar dwingend.
Fleur liet zich terugvallen in haar stoel en deed wat er van haar werd verwacht. Ze sneed haar zalm, dronk uit haar kristallen glas en zweeg.


Ik houd van Fleur en van Thomas, kan niet zeggen wie favoriet is. Jij, Ellen? Kan jij wel een keuze maken?

Olga


dinsdag 12 maart 2013

Vuurkorf-fantasie

Uitgevers die je uit je slaap houden? Jee. Zelf durf ik nog niet eens aan een uitgever te denken. Spel moet, na mijn herschrijfronde, eerst langs minimaal twee proeflezers, vind ik. Lezers die het verhaal in één keer kunnen lezen. Jij, Olga, kreeg Spel hapje voor hapje, en dat is toch anders.

Proeflezer één moet een schrijver zijn. Een vakidioot die me kan wijzen op stijlfouten, op de show-don’t-tell-toestand, overbodige zinnen, et cetera. Ik heb heel stiekem al iemand op het oog, maar moet nog even de moed verzamelen om hem (ja, het is een meneer) te benaderen. Ik ken hem namelijk alleen maar via Twitter. Hij heeft ooit de eerste paar hoofdstukken van Spel gelezen en daar commentaar op gegeven. Was ik blij mee. (Voor het geval je dit leest: please, zeg ja!).

Proeflezer nummer twee heb ik al: een goede vriendin van me. P is een echte lettervreter. Er is geen boek dat zij niet heeft gelezen. Kan dat? Ja nou, bijna wel. Noem een titel en P vertelt je erover. Of het een goed boek is en waarom dat zo is, of waarom dat niet zo is. Ze is rete-scherp. Plukt fouten in verhaallijnen er feilloos uit. ‘Zo dom’, zegt ze dan. En dat is precies waarom ik haar nodig heb. Klopt Spel? Zitten er nog hiaten in? Is de gele onderbroek drie hoofdstukken verderop nog steeds geel of heb ik er per ongeluk blauw van gemaakt? Dat doort dingen. Maar ook: leest het lekker weg? Is Spel een boek waar je je nachtrust voor opgeeft of is het een vreselijk ploeter-gebeuren?
Ze zeggen wel eens dat je nooit vrienden of familie moet vragen om je boek te beoordelen. Want die durven toch niet eerlijk te zeggen dat ze het een strontvervelend verhaal vinden. Dat is precies waarom ik P op het hart heb gedrukt dat we, zodra zij in Spel begint te lezen, even geen vrienden  zijn. Aan lieve woorden heb ik niks, zei ik dapper tegen haar. Wees streng, onverbiddelijk, monsterlijk hard. Ik ging nog even verder: spaar me niet – geen seconde! – want daar wordt mijn boek echt niet beter van. En dat is wat ik wil: een beter boek. P beloofde plechtig op haar allerstrengst en allerscherpst te zijn. No friends.

Mijn god, wat heb ik gedaan? Ik schijt bijna in m’n broek bij de gedachte dat zij Spel onder ogen krijgt.  Dát houdt mij wakker uit m’n slaap. Want wat als ze het nu echt niets vindt? Me opbelt met de tekst: ‘Ellen, leuk geprobeerd, maar… niet meer doen’.  Wat moet ik dan? Mijn laptop ritueel verbranden en een andere hobby zoeken? Ik zie mezelf al zitten bij de vuurkorf in de achtertuin. Wat een nachtmerrie.
Je begrijpt: de twijfel slaat toe. Wie ben ik om te denken dat ik een boek kan schrijven? Wie zit er in hemelsnaam op dit verhaal te wachten? En is het eigenlijk niet gewoon een flut-verhaal?

Die twijfel Olga, heb jij daar ook last van? Heb jij ook vuurkorf-fantasieën? Nee, laat ik er een positieve vraag van maken: ben jij trots op Dodenweg? En op welke passage het meest? Laat lezen!

Ellen 

donderdag 7 maart 2013

Bel de witte jassen maar

Hoe ik het doe? Als ik het niet zou doen, zou ik gek worden van al het geschreeuw in mijn hoofd... Bel-de-witte-jassen-maar-gek.

Schrijven van fictie is voor mij de manier om met de werkelijkheid om te gaan. Er gebeuren zo ontzettend veel dingen in de realiteit, dingen waardoor je het ene moment niet kunt ophouden met lachen om vervolgens bijna onderdoor te gaan aan zielscheurend verdriet.
Hope pieken, diepe dalen... Van dat werk.
Om het allemaal aan te kunnen, schrijf ik.

Schrijven als therapie.

En daar ben ik niet de enige in, weet ik. Ik hoor van andere schrijfmaatjes ook dat juist verzinnen hen geestelijk gezond houdt. Wat een tegenstelling eigenlijk, als je er zo over nadenkt. Wat ervoor zorgt dat je de werkelijkheid aan kunt, is fantasie.

Die wachtrij in mijn hoofd is mijn behandelplan. Ben ik razend, denk ik aan de thriller die nog op stapel staat: Het vervolg op Dodenweg.
Ben ik blij en lach ik hard om mijn eigen sarcastische grappen, dan vereenzelvig ik me met mijn even sarcastische hoofdpersonages.
Ben ik verdrietig of voel ik me (geheel onterecht) zeer zeer zeer sneu en eenzaam, dan denk ik aan dat fantastische liefdesverhaal over twee gebroken zielen die elkaar helen.

Juist dat laatste verhaal, dat wordt mijn nieuwe project voor DEAL 2! Een verhaal voor jongvolwassenen over Freya en Joost. Over tegenstellingen, over omgaan met je eigen ellende en vooroordelen, over volwassen worden en over 'met de billen bloot gaan' als het aankomt op het opruimen van de emotionele rotzooi die je hebt gemaakt.

Hoe ik het doe, vraag je me? Net als jij, eigenlijk. De tv gaat uit en als de meisjes in bed liggen kruip ik achter de laptop om te schrijven. En te schrijven. En te schrijven.

Het schrijven maakt me heel. Wat me uiteen doet vallen? De spanning in afwachting van een reactie op wat ik heb geschreven. Is het wat? Vind jij, lezer, het leuk? Spannend? Mooi? Ontroer ik je? Laat ik je huiveren?
Daar gaat mijn hart sneller van kloppen: Het afwachten op het oordeel. Onzinnig eigenlijk, aangezien ik zo veel plezier in het schrijven zelf heb, maar toch... Je zoekt naar die bevestiging.

Uitgevers... Die houden me wakker uit mijn slaap. Want... Gaan we het doen, Ellen? Gaan we Spel en Dodenweg t.z.t. opsturen naar een Uitgever (met hoofdletter 'U')? En... Hoe gaan we om met de druk? Het wachten? De (ik durf het bijna niet te schrijven) ... Afwijzing?

Klopt jouw hartje ook sneller bij die gedachte? En... Wat willen die uitgevers eigenlijk? Hoe komt net jouw boek uit de slush pile en in het hart van de redacteur?
Jij een idee?
Of... Misschien moeten we het ze eens vragen...

Uitgevers van Nederland...
Hoe zit dat eigenlijk? Waarom pikken jullie wel het ene en niet het andere manuscript uit die enorme stapel?

Olga

zondag 3 maart 2013

Een wachtrij

Of ik aan mooischrijverij doe? Geen idee, eigenlijk. Niet bewust in ieder geval. Ik schrijf op gevoel. Geen van tevoren bedachte stilistische ingrepen van mijn kant. Zo van: ik moet nu even een vergelijking maken, of nu is dit of dat ingreepje nodig. Neu. Ik vind iets mooi of niet. Ik ga mijn zinnen en mijn alinea’s langs, en als het voor mijn gevoel nog niet klopt, pas ik het aan. Herschrijf ik, schrap ik, voeg ik iets toe. Ik wil er eigenlijk niet teveel over nadenken, bang dat ik daarmee mezelf blokkeer.

Een fragment uit Spel…
Ik geef er twee. Spel heeft tenslotte twee hoofdpersonages: Bouchra en Ilse. Hun ik-personen wisselen elkaar in korte hoofdstukken af. Ze hebben beiden hun eigen verhaal, hun eigen problemen en hun eigen dromen. Ze verschillen van elkaar als dag en nacht, toch hebben ze iets gemeen. En dat brengt ze uiteindelijk bij elkaar. (Watdatisverklapiknatuurlijkniet).

Onderstaand fragment is van Bouchra.

Uit mijn keel komt een raspend geluid. Ik heb het gevoel dat mijn benen het begeven, dat mijn ogen uit hun kassen schieten, mijn trommelvliezen ontploffen. Hij heeft zijn handen strak om mijn keel geknepen. Die vingers; er zit zoveel kracht in. Ik ga dood. Het is zeker.
Tranen stromen over mijn wangen. Alsof ze uit mijn lijf worden geknepen. De woorden die ik wil uitspreken blijven steken in mijn keel, daar waar hij zijn handen heeft. Op dit moment heb ik gewacht. Ik wist het, was er op voorbereid, en nu is de dag aangebroken. Eer, heet dit.
Khalid kijkt me vol haat aan. Ik hou van hem, mijn kleine broertje. Mijn lieve kleine vuurvlinder voor wie ik altijd liedjes zong, mijn vingers ondertussen zachtjes strelend door zijn zwarte krullen. Als kind rook hij naar geroosterde amandelen. Soms snoof ik die geur op om hem de hele dag bij me te dragen. Lieve, lieve Khalid. Hij haat mij. Hij wil me dood, zegt dat ik een hoer ben. Een hoer die het leven niet waard is, die het verdient te sterven. Ik probeer zijn handen los te wrikken, maar het lukt me niet. Hij is te sterk. Mijn lieve kleine broertje is te sterk voor mij. Ik bid tot God. Tot Allah. Help me en laat het snel voorbij zijn. Insha’Allah, zo God het wil. Laat me sterven.


En hier is Ilse:

‘Wat! Wat doe je? Nou? Wat ben je van plan? Waar gaan we naartoe?’ Ik herken mijn eigen stem niet. Hij klinkt schel, hard. Mijn adem gaat als een fietspomp. ‘Wat doe je?’ Met veel kracht druk ik de loop verder in Andrejs slaap. ‘Zeg iets of ik schiet die rotkop van je eraf! En wie ben jij eigenlijk? Wie ben jij echt? Andrej? Laat me niet lachen! En je woont ook al niet in dat klote appartement van je. En deze auto? Niet van jou hè? Denk je nou echt dat ik geloof in die mooie praatjes van je? Denk je dat ik gek ben? Nou?’
Geen reactie.
‘Ik doe het hoor! Ik schiet zo die harses van je eraf! Let maar op! Dan ken jij Ilse van Kempen nog niet. Denk jij dat ik het niet durf soms? Ha! Daar kom je nog wel achter. Klootzak! Ik ken jou en die mannetjes van je. Jullie deugen voor geen meter. Voor geen meter, hoor je! Jullie kunnen zelf helemaal niets. Niets! Jullie zijn van die klootzakken die anderen kapot maken. Stakkers, zijn jullie! En waarom? Om er rijk van te worden. Ga zelf werken! Laat jezelf lekker verkrachten. Slappe klootzak!’
Beheerst zet Andrej de auto stil. Een wegrestaurant. We staan voor een wegrestaurant. Waarom? Wat wil hij? Godver, wat wil hij? ‘Zitten hier soms die vriendjes van je? Komen ze me opruimen? Nou? Laat ze maar komen! Ik ben er klaar voor. Voor die stakkers. Nou, waar zijn ze dan? Waar dan? Zeg iets!’
Andrej zucht, draait zijn gezicht naar me toe en pakt met zijn rechterhand de loop van het pistool vast. Ik wil de trekker overhalen, maar mijn vinger weigert. Kom op, Ilse. Pang. Pang, pang, pang. Doe het! Andrej duwt de loop richting de voorruit en pulkt mijn vingers los van de kolf. Op zijn slaap is een donkerrode afdruk zichtbaar. Hij doet het handschoenkastje open, legt het pistool erin en zakt terug in zijn stoel. Dan opent hij het portier. 
‘Zo Ilse, nou ophouden met die gekkigheid. We gaan eerst wat eten. Daarna praten we, ja?’

Ilse en Bouchra zijn, sinds ik ben begonnen aan Spel, niet uit mijn gedachten geweest. Ze zijn bij me, hun verhalen vullen mijn geest. Ik moet er niet aan denken om andere verhalen te schrijven. Bijna jankend (overdrijving) laat ik beeldschone schrijfwedstrijden aan me voorbij gaan. Ik wil het wel, maar ik kan het niet: bezig zijn met meerdere verhalen tegelijk. Mooi shit, want de verhalenwachtrij in mijn hoofd groeit met de minuut.

En dan jij, Olga. Rammelt er ‘even’ een kinderboekje uit, doet hier en daar een ‘wedstrijdje’, alsof het allemaal niets is. En het is nog goed ook. Godsamme. Hoe dóe je dat?

Ellen