Powered By Blogger

dinsdag 26 februari 2013

Mooischrijverij of mooi schrijven?

Toeval bestaat niet! Jij had het over Radmilo als Andrej-stem en wat lees ik in de Vara-gids? Een artikel over dezelfde man. Ik moest gelijk aan Andrej denken, sexy, bad boy Andrej. Is hij goed? Is hij slecht? Of... Moeilijk te zeggen, dat moet de lezer zelf maar uitvogelen, dacht ik zo.


Over die stemmen...
Ja. Die heb ik mijn hoofd. Daar beginnen mijn verhalen mee, iemand roept iets, blijft maar in mijn hoofd / aan mijn hoofd doorzeuren, houdt niet op. Het roepen wordt steeds harder en duidelijker tot ik uiteindelijk besef wie de stem is: een personage. Wat 'ie wel: Zijn/haar verhaal vertellen.

De stem van Thomas was heel duidelijk, later kwam er een andere stem bij. Het bleek Fleur en het bleek dat zij bij elkaar hoorden. Hoe? Dat merkte ik gaandeweg het schrijven van Dodenweg.
Schrijven is schrappen, is het adagium, maar volgens mij is schrijven ook luisteren.
Luisteren naar die stemmen.
Luisteren naar het verhaal.
Luisteren ook naar je hart.
Waar je niet naar moet luisteren? Naar het gezeur. Naar die innerlijke criticaster die maar blijft zeiken: 'Dit is helemaal niets... En zal ook nooit iets worden ook... Wat denk je nou? Dat jij kunt schrijven?'
Dat stemmetje. Volgens mij heeft iedere schrijver daar wel last van, toch?

Schrijven is dus luisteren. En schrijven is vertalen. De beelden in je hoofd, de verhalen van de stemmen. Hoe vertaal je die nu exact op papier? En wanneer is een omschrijving simpelweg mooischrijverij?
Ik vind het lastig. Ik probeer de beelden die ik heb in mijn hoofd, zo goed mogelijk over te brengen op papier. Omschrijf wat ik zie, wat ik voel, wat mijn personages doormaken. Is dat mooischrijverij? Als je gebruikmaakt van een vergelijking? En van een overdrijving?
Bij Dodenweg maakte ik het mezelf extra moeilijk. Dit moest een thriller worden, geen liefdesverhaal met smachtende blikken en volle lippen waaruit een zucht onsnapt als de ander voorbij komt. Een spannend verhaal... En toch... Werd het weer een liefdesverhaal.
Zonder mooischrijverij hoop ik. Maar wel mooi geschreven...

Hoe ik schrijf?
Nou...
Zo:

(vanuit het perspectief van een slachtoffer)


De deur ging open. Als ze de kracht nog had, zou ze ineen gekrompen zijn. Maar haar kapotte lichaam weigerde dienst.
Waarom was hij er nu alweer?
Ze had rust nodig. Rust om te helen. De tijden tussen zijn bezoeken waren altijd hetzelfde geweest, gokte ze. Altijd als de dorst teveel werd, de pijn te heftig, kwam hij terug. Met water. Met zijn handen. Met...
Nu was hij er alweer.
Hij knielde naast haar neer en streek voorzichtig langs haar dichtgeslagen linkeroog. De zwelling was gezakt, van haar wenkbrauw naar haar ooglid. Door een spleetje zag ze wazig de contouren van het monster dat haar vasthield. Het monster dat verdacht veel op een normaal mens leek. Maar geen mens kon een ander dit toch aandoen?
Gillen. Ze wilde gillen. Schreeuwen. Razen. Dat hij van haar af moest blijven. Ze wilde net zolang gillen tot ze geen stem meer overhad, net zolang tot iemand haar hoorde en haar kwam weghalen uit deze hel.
Dit was de hel.
Maar er kwam geen geluid over haar kapotte lippen. Alleen een zuchtje ingehouden adem ontsnapte toen hij opnieuw met zijn vingers over haar wang gleed.
Liefje, het spijt me. Onze tijd samen,” zijn adem stokte even, maar hij herstelde zich snel, “onze tijd samen zit erop. Het is niet dat ik niet om je geef, maar jij bent klaar. Af. Perfect. En zij? Aan haar is nog zoveel te doen. Snap je?”
Verwachtte hij echt een antwoord van haar? Ze kreunde opnieuw.
Shhh... Het is goed zo. We hebben het fijn gehad toch? Jij bent nu perfect. Ik kan je laten gaan.”
Zijn stem trilde toen zijn vingers over haar hals gleden.
Toen kwam het besef.
Iedere vezel in haar lichaam gilde in paniek.
Ze ging sterven.


en zo

(een fragment uit Dodenweg, waarin Fleur zich irriteert aan haar chef).


Ik zou...”
Drammers keek haar aan. Zijn wenkbrauwen omhoog getrokken op zijn varkenskop, de rimpels die het vet op zijn voorhoofd omhoog stuwden. Fascinerend, hoe iemand zelfs dik kon zijn op zijn voorhoofd. Fleur schudde de gedachte aan wegzakkende rimpels weg. Ze wilde zeggen dat ze wel een voorverhaal zou kunnen schrijven over de agressieve acteur, maar bedacht zich. Hij was chef, het was zijn probleem als de krant niet vol kwam. “Nee... Laat maar. Dat is pas vrijdag.”
Gelukkig dramde Drammers niet door. Fleur schoof achter haar bureau en deed of ze druk was met de zittingsstukken die ze inmiddels al gelezen en gesorteerd had. Dat haar telefoon ging, was bijna een vervelende onderbreking van haar poging zich druk aan het werk te houden.
Mevrouw Benedictus? U spreekt met Jeanet Huissen. Wij hebben gisteren met elkaar gesproken?”
Shit. Ze had beloofd de vrouw terug te bellen, maar was haar compleet vergeten.
Ja. Ja. Natuurlijk. Sorry, het was erg druk vandaag...” De leugen vormde zich moeiteloos als antwoord. Even spiekte ze naar Drammers, die haar nauwlettend in de gaten hield. 


En jij, Ellen. Maak jij je schuldig aan mooischrijverij, of schrijf je gewoon mooi?
Laat eens een fragmentje lezen uit Spel!




zondag 24 februari 2013

Stemmen in mijn hoofd

Mijn personages zijn een mix, mengelmoesjes, van vluchtige voorbijgangers, mensen die ik ken en heb gekend. Mensen die ik liefheb en die ik minder liefheb (ik heb tenslotte ook bad-ass-motherfuckers nodig voor mijn verhaal). Ilse en Bouchra - de hoofdpersonen van Spel - zijn opgebouwd uit verschillende stukjes mens. Ik heb geprobeerd ze zo levend mogelijk te maken door middel van echte geschiedenissen.

Ilse is weinig verhullend in haar taalgebruik. Ze zegt wat ze denkt. Als iets kut is zegt ze dat het kut is. Punt. Zo ben ik eigenlijk ook – soms tot grote frustratie van mezelf (hou nou toch je mond!). Dus in dat opzicht lijkt Ilse op mij. Ze is journalist bij een krant, dat was ik ook ooit, dus die ervaring komt net zo goed uit eigen ‘doos’. Ilse kan, net als ik, niet tegen onrecht. Ze trekt zich het leed van de wereld aan, maar vergeet daarbij naar haar eigen gevoel te luisteren, wat maakt dat ze terechtkomt in iets gruwelijks en onomkeerbaars. Ik kan alleen maar bidden dat ik in dat opzicht niet op haar lijk.  

Voor het personage van Bouchra heb ik veel inspiratie opgedaan bij de slachtoffers van eergeweld die ik de afgelopen drie jaar heb leren kennen. Zij vertelden mij hun verhalen. Over hun familie en de belangrijke rol van eer binnen hun cultuur. Over wat ze voelden en wat ze niet móchten voelen. Over de opsluiting en de vernedering. Over het geweld, het misbruik, de incest. En over dat ze uiteindelijk alles achter zich moesten laten, dat er nu geen familie meer voor ze is. Die verhalen laten me niet los. Want hoe moet dat zijn? Hoe voelt zoiets als je niemand meer hebt behalve jezelf? En hoe leeft het met de dreiging van eerwraak? Dat ze je doodmaken als ze je vinden.  Hoe doe je dat? Dat is wat Bouchra moet uitvinden.

Ik probeer de gevoelens van Ilse en Bouchra te voelen, ook al besef ik dat zoiets – vooral in het geval van Bouchra – misschien wel onmogelijk is. Maar als Ilse weer wordt teleurgesteld, wil ik haar ontreddering  voelen, als Bouchra denkt aan haar moeder die ze heeft achtergelaten, probeer ik me voor te stellen hoeveel pijn dat doet. Dat maakt dat ik soms met een ik-moet-kotsen-gevoel achter de computer zit. Geeft niks, het helpt me.

Wat ook helpt bij het neerzetten van de personages, is hun stem. Ieder persoon in Spel heeft in mijn hoofd - en hopelijk ook op papier - een eigen stem met eigen klank, ritme en taalgebruik. Mooi voorbeeld: de stem van Ilse’s ‘maatje’, de Bulgaarse Andrej, is gebaseerd op die van de Kroaat Radmilo Soda, oud-bokskampioen en personal trainer die zo af en toe op televisie verschijnt. Als ik Andrej laat spreken, heb ik Radmilo’s stem in mijn hoofd. (Hij moest eens weten…)
Euh ja, ik heb dus stemmen in mijn hoofd. Geeft niks.

En jij Olga, heb jij stemmen in je hoofd tijdens het schrijven?
Ben benieuwd!

Ellen

P.s. Iedere lezer van dit weblog mag natuurlijk reageren. Hoe doen jullie ‘het’? Ook stemmen?


donderdag 21 februari 2013

Ons soort mensen

Vanochtend had ik een zeer interessant telefoongesprek met een jonge, nieuwe, enthousiaste uitgever. Hij vertelde me dat schrijvers van boeken die literatuur waren, bij hem terecht konden. En dan literatuur in de breedste zin van het woord. 'Een boek voor het plezier, voor de ontspanning,' gaf hij aan. Hij bedoelde dat hij geen uitgever was van les- of schoolboeken.

Jouw vraag over aantikmomenten heeft mij aan het denken gezet. Toen het idee van Dodenweg mij in mijn hoofd geworpen werd (zo denk ik er althans over, mijn ideeën voor plotten en verhalen vallen me echt binnen), wilde ik vooral een spannend verhaal schrijven met 'echte' mensen. Met mensen waar 'iets mee mis was'. Dat zijn volgens mij namelijk de interessante personages: degenen die niet helemaal deugen. Op wat voor manier dan ook.

Gaandeweg het schrijven bleek Dodenweg toch wel iets meer in zich te hebben dan alleen een spannend verhaal voor de leuk, voor het verloren moment in de trein of voor een koude winteravond op de bank (ook te vervangen door een warme zomeravond op het terras). 

Dodenweg is een verhaal geworden met als achterliggend thema: Verwrongen familieverbanden en verwachtingen waar je niet aan kunt of wilt voldoen. En die verwachtingen, die komen van je zelf of juist van de mensen om je heen, van je familie.

Thomas worstelt met zijn erfelijke belastheid en Fleur worstelt met de verwachtingen die men in Saksenburcht heeft bij de naam 'Benedictus'. Beide personages willen zich losmaken van deze verwachtingen en dus van hun familie, ieder op een geheel eigen (en niet altijd even doeltreffende) manier. 
Of het ze lukt? Dat weet ik niet... In bepaald opzicht niet, in andere manieren weer wel. Misschien is dat wel mijn aantikmoment, nu ik er zo over nadenk. 

Wees wie je bent, ook al denk je dat dat niet kan...

De thematiek in Spel is groots en dient aan de kaak te worden gesteld. Te meer nu de discussie over gedwongen prostitutie, mensenhandel en 'moderne' slavernij (dat woord heb ik nooit gesnapt, waarom moet 'modern' er eigenlijk voor?) hoog oplaait. 
Maar belangrijk is ook dat Spel voornamelijk een fijn boek is. Een spannend verhaal met echte personages, waarmee iets mis is. Een boek voor op de bank of in de hangmat, of gewoon voor een verloren uurtje tussendoor.

Een boek dat je leest voor het plezier. En zo zou je Dodenweg natuurlijk ook omschrijven. In dat geval is het zelfs literatuur! 

Wat ik zo belangrijk vind, de echtheid van de karakters, komt voor mijn gevoel in zowel Spel en Dodenweg goed naar voren. Hoe doe jij dat, Ellen? Baseer jij je personages op mensen uit je omgeving of komen ze je zo, meestal op juist de ongewenste momenten, binnenvallen? 

Herschrijfse!
Olga

vrijdag 15 februari 2013

Ompielen, eindjes knopen en aantikken

Hoe nu verder? Daar vraag je me wat…
Herschrijven. Da’s het enige wat ik voor nu kan bedenken. Oké, die eerste versies van onze thrillers liggen er, maar daarmee zijn we er natuurlijk nog láng niet.

Nu ik mijn eerste versie van Spel af heb, begin ik pas goed zicht te krijgen op het verhaal. Ik heb het een week laten liggen, er over nagedacht, passages met manlief besproken en het is duidelijk: bijschaven. Alle 72.909 woorden die Spel nu telt zijn er in hoog tempo uitgeramd. Niet nadenken, maar schrijven – in die modus heb ik vijf maanden geleefd. Zelden heb ik stukken teruggelezen. Voor mijn gevoel komt het echte denkwerk nu pas.   

Ik wil de taal mooier maken. Indrukwekkender zinnen creëren, alinea’s vormen die de ziel van de lezer raken, ik wil alle woorden precies op de juiste plek neerzetten. En daar gaat tijd inzitten. Ik kan soms dagenlang sleutelen aan een kort verhaal, dus ja: ik ben nog wel even bezig. Er moet een bepaalde flow in de tekst zitten, in de zinnen afzonderlijk en zelfs in de woorden. Dat is geen hogere wiskunde, maar puur gevoel. Of het goed is wat ik doe, weet ik niet. Geen flauw idee; ik doe altijd maar wat. Ompielen, noem ik het. Net zo lang puzzelen, totdat het ‘klopt’.

Naast het ompielen met de tekst, zijn er nog wat losse eindjes die ik aan elkaar moet knopen. Dat ene voorwerp dat in die en die scène zo belangrijk is, moet nog terugkomen. En wat gebeurt er met dat en dat personage? Moet hij of zij meer ruimte krijgen, en zo ja: hoe? Is het voor de lezer duidelijk genoeg dat… Enzovoorts. Het is een thriller; de lezer moet zich dingen afvragen, in verwarring raken, op het verkeerde been worden gezet. Maar na het lezen van het laatste woord moeten de stukjes op z’n plek zijn gevallen. Je hebt niets aan een boek dat uiteindelijk meer vragen oproept dan beantwoordt.

Ook wil ik nog twee onderwerpen die in mijn thriller een rol spelen verder uitdiepen. Mensenhandel en eerwraak zijn belangrijke issues in Spel. Het zijn niet de hoofdthema’s, maar ze zijn wel essentieel voor het verhaal. Ik heb het gevoel dat deze onderwerpen prominenter naar voren kunnen komen, dat ik de lezer meer informatie kan geven over deze problematiek. De kennis heb ik in huis; ik schrijf voor een organisatie die slachtoffers van eergeweld en mensenhandel opvangt en behandelt. Bijna dagelijks spreek ik jonge meiden die slachtoffer zijn. En nee, nee, nee Spel moet geen encyclopedie worden, geen verkapt essay over de maatschappij en de vreselijke dingen die mensen elkaar aandoen, maar ik kan de lezer wel een beetje ‘aantikken’. Toch?

Zit er in Dodenweg eigenlijk een aantikmoment?


woensdag 13 februari 2013

We the peeps

Allereerst...
GEFELICITEERD!!!!
Ellen, gefeliciteerd! Spel is af, in eerste versie. Wat een verhaal! Wat een boek gaat dat worden! Mijn petje af voor jou, Ellen de Ruiter, koningin van de cliffhanger.
Olga (ja jij ja), ook gefeliciteerd! Dodenweg is af in eerste versie. Wat een prestatie, een heel boek! En de dader tot het einde geheimgehouden.

Een heel boek, ontsproten uit de ziekelijke fantasie van een moeder-met-twee-kindertjes, samenwonend met twee katten erbij, een gemiddelde hypotheek en een lieverd die voor brood op de plank zorgt. Stationcar voor de deur en zondagochtend samen met de peuter Danerolle-croissants rollen met een gebakken eitje erbij. Hoe burgerlijk kun je het verzinnen?

En ondertussen... Een bloederig drama, moord, verminking, verkrachting, zieke geesten en trauma's. Sjongejonge. In die zieke kop van mij spelen zich heel wat bizarre taferelen af.
Ik schrijf wat ik graag lees. Karin Slaughter. Jo Nesbo (met zo'n streepje door de 'euo'). Camilla Lackberg. Ingrid Black. Mo Hayder. Allemaal vrouwelijke (en 1 mannelijke) schrijvers die geweld en details niet schuwen. Ze gaan ver. Met trauma's. Met wat er gebeurt. En hoe het gebeurt.
 Ik las in een interview met Karin Slaughter een poosje terug dat het haar niet gaat om het geweld an sich, maar juist om hoe haar (vrouwelijke) hoofdpersonages hiermee omgaan.

Die zin is mij altijd bijgebleven. Als lezer en als schrijver.
Het gaat mij niet zozeer om het hoe, maar juist om het waarom. Wellicht dat mijn hele studie strafrecht daarom ook wel een beetje een teleurstelling was: ik was altijd op zoek naar de spannende verhalen, naar het waarom. Niet zozeer geïnteresseerd in de bestanddelen van de delictsomschrijving en de materiële bewijslast...

Waarom? Daar gaat het mij als lezer om. Dat is ook de vraag die ik mezelf voorhoud bij het lezen en bij het schrijven. Waarom gebeuren dingen? Waarom reageert een (hoofd)personage op de manier waarop hij/zij doet? Waarom komt de held in beweging en waarom wordt de antagonist gedreven tot zijn/haar (zieke) daden?

Als je mij vraagt of ik de lezer altijd in het achterhoofd hou als ik schrijf, heb ik daar een misschien wel egoïstisch antwoord op, in die zin dat ik 'mezelf' als 'de lezer' in het achterhoofd hou. Ik schrijf wat ik zelf wil lezen. Of het nu een thriller is, een paranormal romance, een young adult of een lekker flodderig romannetje of chicklit, het gaat mij om de vraag: Zou ik dit zelf lezen en zo ja, vind ik het wat?

In dat opzicht ben ik mijn eigen ijkpersoon. Helemaal niet zo slecht bedacht eigenlijk, zie de alinea hierboven over mijn toch wel zeer burgerlijke bestaan. Als alle dertigplusmoeders met hypotheek, kostwinnaar en stationcar Dodenweg met plezier zullen lezen, denk ik dat ik verdulleme gewoon een bestseller te pakken heb!

Goed, de eerste versie is nog maar amper af en ik heb het woord 'bestseller' al genoemd... Misschien een beetje voorbarig. Want de grote vraag is natuurlijk: Hoe nu verder?

Ellen... Hoe nu verder?


vrijdag 8 februari 2013

Sans gêne

Wowzers! Olga! Wat een vraag: welk boek ik geschreven zou willen hebben?
50 tinten grijs natuurlijk! Daar zijn er inmiddels miljoenen van verkocht en dat betekent: kassa!

Geintje.

Matilda, van Roald Dahl, had ik graag geschreven. Meesterlijk! Al zijn kinderboeken trouwens… wie wil die nou niet opgetypt hebben? Ik zou er in ieder geval een moord voor doen. Deze man leerde mij dat alles mogelijk is op papier. En die wetenschap is fijn. Vooral tijdens het schrijven van mijn kinderboek ‘Fransje’ kon ik onbeschaamd tekeer gaan. Want als alles mogelijk is… pfieuw wat heb je dan een speelveld. 

Nog een schrijver die ik liefheb: Niccolo Ammaniti. Die man weet een sfeer neer te zetten om van te watertanden. Bizarre scènes, idiote karakters, verzin het maar… Ook mooi: hij is op z’n tijd lekker grof. Daar hou ik van. Gewoon, hup, het beestje bij de naam noemen, geen schaamte kennen, geen mooipraterij, maar ‘verdomme’ zeggen als het ‘verdomme’ is. Heerlijk!

Ilse, één van de twee hoofdpersonen in Spel, is ook zo’n recht voor z’n raap-type. Zegt wat ze denkt en vloekt er zo nu en dan ongeremd op los. Typerend voor Ilse, maar  ik - als haar bedenkster - vraag me regelmatig af of het niet teveel van het goede is. Gaat het de lezer niet tegenstaan? Moet je personage per se vloeken om iets duidelijk te maken? Maak je het daarmee krachtiger? Of juist niet? En welk beeld roept zo’n vloekende dame op? Aso-wijf? Tokkie? Bitch? Het zal blijken wanneer ik mijn meelezers vraag om Ilse in het kort te omschrijven. (Tip van Renate Dorrestein!) Bijschaven is dan een optie. Dorrestein geeft trouwens aan altijd de lezer voor ogen te houden tijdens het schrijven, want: zonder lezer geen boek.
Anderzijds hoor ik wel eens dat je als schrijver niet teveel moet nadenken over wat je lezers ervan zouden kunnen vinden.  ‘Schrijf sans gêne’, zegt literair agent Paul Sebes in zijn boek Bestseller. Hij citeert schrijver Joost Vandecasteele: ‘Als je begint te denken: misschien moet ik wat gas terugnemen, want dat of dat kan lezers of uitgevers bruuskeren, dan moet je er al mee stoppen, want brave schrijvers zullen nooit overleven. Het is jouw kop, hoe ziek die ook moge zijn, en dit is wat je te zeggen hebt’.
Da’s eentje om te onthouden.

Hoe zit het met jouw zieke kop, Olga? Heb jij de lezer altijd voor ogen als je schrijft? 

Groet,
Ellen 

vrijdag 1 februari 2013

Post-itjes

Ik maak hier een dansje achter mijn bureau. Niet alleen om warm te blijven (het is verdomde koud hier op de schrijfzolder) maar ook omdat ik de 60.000-woordengrens gepasseerd ben. Het is officieel... Dodenweg begint een heus boek te worden!
Ellen, jij tikt inmiddels toch richting de 70.000? Ik denk dat ik die ook ga halen, al ben ik inmiddels de eindsprint aan het inzetten. Een nieuwe vermissing, een nieuw slachtoffer, de race tegen de klok. En arme Thomas en Fleur die heel wat voor de kiezen krijgen.

Had ik dat allemaal van tevoren bedacht? Al die ellende en naargeestigheid? De opbloeiende liefde en het zieke verleden?

Ja en nee.

Met het idee voor Dodenweg loop ik inmiddels al een paar jaar rond. In de eerste versie (nooit uitgeschreven) heette Thomas nog 'Jason' en was hij Amerikaan. Fleur was er al wel, zonder zus maar met gecompliceerde familieverbanden. En ook Jason/Thomas' verleden was even naar als dat het nu in het boek staat.

En er was een moordenaar.
En er waren doden.
En er was een dodenweg.

Een oude scene die ik heb geschreven was een confrontatie tussen Jason/Thomas en Fleur in een café met van die oubollige tafelkleedjes van dikke vloerbedekkingstof. Heeft deze versie van Dodenweg trouwens nooit gehaald.

Ik heb de plot dus niet helemaal uitgeplot. Ik heb een begin (inderdaad de proloog vanuit het perspectief van de zieke geest), het midden (de realisatie dat er meer aan de hand is op de Dodenweg) en het einde (ja... dacht het niet he, dat ga ik dus hier niet verklappen ;) en wat daartussen gebeurt, schrijf ik gaandeweg. Soms maak ik een post-itje erbij aan de muur, om niet te vergeten hoe het ook weer zat, maar vaker nog kom ik voor een verrassing te staan als ik schrijf.

Het karakter 'Bennie' en zijn wat vreemde moeder kwamen in het oorspronkelijke idee niet voor. Dat terwijl ze toch best wel belangrijk zijn voor het verhaal. En ook Roos, de zus van Fleur was dus eerst nietbestaand.

Nu Dodenweg op z'n eind loopt, de eerste versie althans, zie ik goed waar ik nog een en ander aan scenes bij moet schrijven of juist moet schrappen of aanpassen. Dat doe ik niet gaandeweg, ik wil eerst die ene versie af hebben. Dan begint het 'stofkammen'. En hopelijk wordt Dodenweg daardoor nog een beter boek.

Over goede boeken gesproken. Wie is jouw voorbeeld Ellen? Welk boek zou jij geschreven willen hebben (buiten Spel om natuurlijk ;).

Groetjes
Olga