Powered By Blogger

woensdag 26 juni 2013

Selluf doen

'Nee! Ik selluf doehoen!'

Mijn dochter is 2 (eneenhalf) en roept dat te pas en te onpas. Ze wil 'allus selluf' doen. Haar schoenen aan- en uitdoen (lukt). Haar rits dichtdoen (lukt niet). Haar zusje van 8 maanden een fruithapje geven (nee... is geprobeerd, geen succes). Autorijden (niet geprobeerd).

Selluf doen is op dit moment in huize Hoekstra een hot item. Wij willen alles selluf doen!

Dat dat soms hier en daar wat tegenvalt, sja, dat maakt niet uit. Die rits komt vast. Die schoenen gaan uit. En dat boek, dat komt er ook.

Self Pubben is in opkomst. Vooral vanuit de VS. Er zijn tal van voorbeelden te noemen, succesvolle voorbeelden. Daar schreef ik eens een blog over, kun je lezen op mijn site. Het is echt niet alleen van de laatste jaren, dat zelf uitgeven. Vroeguh gebeurde het ook al, Beatrix Potter gaf haar boeken over Peter Rabbit zelf uit.

Ik kom uit de uitgeverswereld en geef zelf non-fictieboeken uit (meer te lezen op de site). Waarom dan ook niet dat fictieboek? Volgens Ronald Giphart (van wie wij via Schrijflab058 een super gave workshop hadden) wordt maar 0,03 procent van alle manuscripten uit de slushpile gehaald en komt zo tot publicatie. Dat betekent een heul heul heul kleine kans. "Alleen postNL wordt beter van het insturen van een manuscript," aldus R.G.

Een gemiddelde reactie van een uitgeverij duurt 3 - 6 maanden. Sommige horrorverhalen spreken over een 'bedankt-maar-niet-tot-ziensafwijzing' die wel een jaar op zich liet wachten. En sommige schrijvers horen gewoon niets.

Dan heb je nog de verhalen van de zesendertig afwijzingen. Van schrijvers die een muur kunnen behangen met de slogan: Past niet in ons fonds.

Ik ben laf. Ik ben een schijterd.
En ik ken mezelf. Afwijzing 1 lach ik nog wel weg. Afwijzing 2 wordt moeilijke. Tegelijk met afwijzing zesendertig smijt ik mijn laptop in de container en schrijf ik nooit meer iets. Met als gevolg dat ik of explodeer, of implodeer, of dat je me kunt opzoeken bij de PAAZ-afdeling terwijl ik gesprekken voer met de personages die in mijn hoofd leven.

'Doe je jezelf niet te kort met het zelf uitgeven?' vroeg een proeflezer me. Ze vond het verhaal goed. Ik ook. Maar er zijn duizenden en duizenden goede verhalen die nooit verder komen dan de slushpile.

Ik wil dat mijn verhalen gelezen worden.
En als je zelf kunt uitgeven, waarom dat dan niet proberen?
En als Dodenweg een succes wordt, dan komt die uitgever vast vanzelf, toch?

Het is lastig. Uitzoeken welk platform je kiest (er zijn er super veel, net weer een nieuwe: Brave New Books), een cover (laten) ontwerpen, nog altijd spelfouten tegenkomen, zelfs in versie twaalf. Nou ja, ik zal je niet vermoeien met de details en twijfels. Want ja, hoewel ik voor het selluf doehoen heb gekozen, twijfel ik wel nog. Is dit de goede keus? Wat als niemand Dodenweg gaat lezen omdat ze denken: kan nooit iets zijn, want zelf uitgegeven. Wat als die uitgever zich niet meldt? Wat als iedereen het total crap vindt?

Nou ja... Dat dus.
Dodenweg gaat er komen. Op 21 juli.
Helemaal Selluf gedaan! Met een beetje hulp, hier en daar.
Lees het dankwoord maar, ik geloof dat daar ook ene Ellen de Ruiter in vermeld wordt.

En nu, op naar boek II.
Over een nieuw boek gesproken, Ellen, hoe gaat het met de Moordclub?

woensdag 19 juni 2013

Onthulling van DE cover

Ellen,

ik ben sprakeloos! Een langere blog over self pubbing (zelf uitgeven) volgt, maar eerst stel ik je voor aan de cover van ... DODENWEG!


Ik ben verliefd!

To be continued...

Olga

zondag 9 juni 2013

Juichen en janken

Schrijven is juichen en janken, Olga. De ene keer denk je dat je een briljant werkje hebt getypt (juichen), terwijl je een dag later voelt dat het helemaal niets is (janken). Een tijdje geleden zei Renate Dorrestein tijdens een masterclass schrijven dat zij nog iedere dag twijfelt aan haar schrijverij. Mooi. Want als Renate Dorrestein met haar geweldige oeuvre nog mag twijfelen aan zichzelf, mag ik dat – met m’n luizige schrijfseltjes - ook.

Ik merk dat ik vooral twijfel als mijn verhalen ‘naar buiten’ moeten. Als ik ze opstuur ter beoordeling en weet dat anderen ze gaan lezen. Onlangs schreef ik ‘Ondergronds’ voor de Friese bibliotheken. Een mini-thriller in acht delen waarbij de lezers de moordenaar kunnen ontmaskeren aan de hand van tips en eigen speurwerk. Dit moordspel loopt gedurende de hele maand juni (de maand van het spannende boek) en wordt net zo lang gepromoot. Dat betekent: lezers. Mensen die ik niet ken, mensen die mij niet kennen, mensen met een eigen mening en een kritische blik. Mensen die misschien wel heel lelijke dingen gaan zeggen over mijn verhaal.

Voordat ik het definitieve verhaal (versie nummer vijf) opstuurde naar de opdrachtgevers, vervloekte ik mezelf dat ik deze opdracht had aangenomen. Kan ik dit wel? Kan ik wel schrijver zijn? Wat nu als er heel rottige reacties komen? Dat de lezers er geen reet aan vinden en Ondergronds als slecht en onleesbaar bestempelen? Fuck zeg, hoe moet ik daar dan mee omgaan? Ik zag het scenario al voor me: de schrijver Ellen voor altijd verstopt onder een dikke vette steen, ‘gezegend’ met een eeuwige schrijversverlamming.  (Janken).
Twee dagen later sloeg de stemming om, in positieve zin. Toen ik de enthousiaste reacties van de opdrachtgevers kreeg en zag hoe mooi de app was geworden die het verhaal ondersteunt, maakte dat me best trots. Ik durf het verhaal zelfs te promoten via mijn eigen Facebook- en Twitterpagina. En ik ben achteraf heel blij dat ik deze mooie kans heb gekregen. (Juichen).

Dus ja: ik twijfel wel eens. Maar hoort dat niet gewoon bij het schrijverschap? Maakt het je niet een betere schrijver doordat je kritisch bent op je eigen werk? Voor de miljoenste keer die tekst even doorlezen om te beoordelen of het echt, echt, écht zo wel kan. Nog een beetje schaven, hier en daar wat schrappen, en noem het maar op. 
Zonder twijfel geen goed boek; ik geloof het graag.
Lekker doortwijfelen dus.

Olga, jij gaat je thriller Dodenweg zelf uitgeven. Vertel daar eens wat over. En: is de cover al klaar? Zien!!!

Groet,
Ellen


zondag 2 juni 2013

Klaagzang

Twijfels over de titel heb ik niet. Heel gek, als een idee in mijn hoofd rolt en blijft en hangt en trekt en duwt, net zolang tot ik ermee aan de slag ga, hoort daar een titel bij. Heeft een idee geen titel, is het geen goed idee.
Stom! Maar zo werkt het bij mij.
Dodenweg heette altijd Dodenweg. Punt.
De vertaling zou eerst Death Route gaan heten, heel letterlijk, maar daar kreeg ik vandeweek een inval over. CRASH! Dat wordt de titel, mocht die vertaling er ooit komen.
Het vervolg begon te sluimeren nog voordat ik de laatste scene op papier had. Ik wist waar Thomas en Fleur heen moesten en ik wist welke gruwelijke misdaden en walgelijke types ik de pagina's met hen wilde laten delen. En toen was er de titel.
Vader.
En ik wist dat het goed kwam.

Dit geldt trouwens ook voor mijn paranormal romance werk. Engelenveer heette Engelenveer. Engelenbloed heet Engelenbloed. En ... Nou ja, je snapt het wel.

Nee. Twijfels over de titel heb ik niet. Geen goede titel? Dan (nog) geen goed idee.

Ik twijfel tegenwoordig over het schrijven zelf.
Nu ik op het punt sta Dodenweg de wereld in te smijten in heus boekvorm (tegen betaling te koop, ergens eind juni) en in leesvorm (via smashwords eerst gratis dan tegen een geringe vergoeding), beginnen de 'cold feet'.
Is het wel wat?
Is het echt wel wat?
Misschien moet ik het toch uitbrengen onder pseudoniem? Stel dat mensen het bagger vinden, totale schijt, en dan hangt dan voor eeuwig mijn naam eraan. Google me en vindt:
Slechtste schrijfster van de eeuw!
VRE SE LIJK!
Zelfs het feit dat ik het gratis las, maakte het leed niet minder.
En van dat soort kritieken.

Daarbij zit ik midden in de afronding van mijn verhaal voor de Dark Romance verhalenwedstrijd en ook hier beginnen de twijfels. Is't wel wat. Etc. Etc.

En... Klap op de vuurpijl, ben ik bezig aan:
1. het herschrijven van mijn eersteling: Vervloekt.
2. het schrijven aan het vervolg van mijn (vooralsnog) one day fly Engelenveer: Engelenbloed.

Ook hier weer het gelijke liedje. Het wil gewoon niet. Het wordt niet goed (genoeg).

Of... schrijven... Het is meer piekeren. En dubben. En niets uit je handen laten komen. En met chocolade en wijn en (zelfgebakken, dat dan weer wel) koekjes achter de laptop zitten. Een leeg document voor me. En...
NIETS!

HEULEMAAL NIETS!

Ik vraag me af... Is dit nu dan writer's block?  Is dit het waar iedereen het over heeft? Het voelt zo... leeg. Treurig.
En, belangrijker nog, hoe kom ik d'r weer af?

Ellen, twijfel jij weleens? Niet zozeer aan jezelf, maar meer aan wat je geschreven hebt? En... Hoe ga jij daar dan mee om?

Olga
(blij dat ik deze blog dan toch eindelijk heb geschreven!)

donderdag 16 mei 2013

Titelstress

Wat ik van mezelf in mijn hoofdpersonages heb gestopt, vraag je. Zit er sowieso niet in al je fictieve karakters iets van jezelf? Ik bedoel: de personages die je bedenkt komen uit jou als schrijver voort. Jij hebt ze bedacht, ze zijn in jouw brein geboren. Kan het dan zijn dat er dan helemaal geen enkel kenmerk van jezelf in zit? Niks? Nada? Geen idee eigenlijk.

De beide hoofdpersonages in Spel hebben wel iets van mij, de een wat meer dan de ander. Ilse schrijft, wordt getriggerd door het duistere in mensen, is op z’n tijd lekker sarcastisch en heeft een grote mond, maar een klein hartje. Allemaal Ellen-kenmerken. Bouchra staat iets verder van me vandaan. Toch zijn er eigenschappen die we gemeen hebben. Ons doorzettingsvermogen, bijvoorbeeld, en die soms dromerige manier van naar het leven kijken.  

En je vraagt ook naar Fransje, de hoofdpersoon in het gelijknamige kinderboek dat ik heb geschreven. Ha! Fransje is negen jaar en de grootste etter die je maar kunt bedenken. Hij pest, plaagt en kwelt iedereen die op zijn pad komt. Fransje stopt kikkers in je drinken, beschiet vlekkeloze witte jasjes met rode besjes en duwt rattenkeutels tussen je brood. Fransje is zo'n snotjong dat vóór de gymles stiekem de schroefjes van het klimrek los schroeft en zichzelf dan ziekmeldt. Fransje laat machteloze dieren liters cola drinken, zodat ze dagenlang liggen te boeren en te ruften...
Fransje is verschrikkelijk. Euh… of Fransje op mij lijkt? Tuurlijk niet!

Genoeg over mijn hoofdpersonages. Even iets heel anders. Ik heb stress. Titelstress. Toen ik begon aan mijn thriller, wist ik nog niet precies waar het allemaal naartoe ging. Oké, ik had een globaal idee, een ruwe schets, en de schrijfsels die ik schreef sloeg ik op onder de noemer ‘thriller’. Stom, vond ik. Een écht boek, heeft een titel nodig, al is het in het begin nog maar een werktitel. En dus bedacht ik er eentje: Spel. Lekker makkelijk. Later kom ik wel met wat anders, hield ik mezelf voor. Maar dat ‘anders’ kwam maar nooit. En is er nog steeds niet. Damn!

Zou ik zelf een boek kopen met de titel ‘Spel’? Eerlijk? Neu. Ik word er niet warm van, hij sleept me niet mee, ik poep niet in mijn broek van spanning. ‘Spel’ triggert niet. En dus: titelstress! Spel heeft een andere naam nodig. Dringend. Want ik wil binnenkort wat uitgevers benaderen en dat doe ik natuurlijk het liefst met een rete-goeie titel. Eentje die ze gelijk van hun stoel beukt van geweldigheid.  
Maar letten uitgevers eigenlijk op de originaliteit van een titel? Of kan die titel ze geen moer schelen omdat deze toch vaak door henzelf wordt aangepast om promotionele redenen? Wat denk jij, Olga? En heb jij eigenlijk ooit getwijfeld aan de titel ‘Dodenweg’?

Ellen 

zondag 28 april 2013

Veerkracht

Motivatie. 

De online VanDale omschrijft het als 'beweegreden' of 'drijfveer'. 
Bewegen. Veer. In beide synoniemen zit voor mijn gevoel roering. Beweging. Het tegenovergestelde van stil staan. Van niet vooruit komen.
Net als jij haal ik mijn motivatie uit degenen die mijn hersenspinsels lezen. Aan hen die reacties geven. De lezer die zegt dat ze verder wil lezen. Of degene die aangeeft dat het verhaal te kort, te snel, te weet-niet-wat is. Daar ga ik over nadenken. Kan het beter? Ja natuurlijk. Altijd. Maar vind ik het goed? Ja. Dus!

Maar ook in die beweging zit mijn motivatie. In de veerkracht die ik krijg van het schrijven. In de escape uit het dagelijkse leven. Een leven dat veelal geen happy end heeft. Waar ik geen controle over heb.

Juist in het creëren van die eigen wereld, van het kneden van personages en conflict, daar krijg ik inspiratie en motivatie van. En zin! Om verder te schrijven.

In alle karakters die ik maak, zit iets van mij. In Fleur zit mijn recalcitrantie, mijn nog altijd aanwezige kinderlijke onnozelheid. In Thomas zit mijn kracht. Mijn drijfveer om boven mezelf uit te steken. En mijn onzekerheid.

In Lilith (mijn personage uit Engelenveer en het vervolg, Engelenbloed) zit mijn sarcasme en mijn moeite met autoriteit. En in Gabriël... Ja in Gabriël zit mijn diep verborgen geloof in het onverklaarbare, in het 'hemelse'.

Mijn personages motiveren me. Mijn lezers motiveren me. De escape motiveert me. Het idee dat gelezen wordt wat zich in mijn hoofd afspeelt en dat mensen, vreemde mensen, mensen die misschien in het echte leven werelden van mij afstaan, daar evenveel plezier en escape uithalen als ik... Dat motiveert me.

Wat ik me afvroeg, Ellen, wat heb jij eigenlijk van 'jezelf' in Bouchra en Ilse gestopt? En wat van jezelf in Fransje?

Groet!
Olga.

dinsdag 23 april 2013

Op een Kollumerpomps nachtkastje...

Is het erg als je niet weet door wie je precies gelezen wilt worden? Ik heb er namelijk niet zo één, twee, drie een perfect plaatje bij. Tuurlijk, als ik mocht kiezen, zou ik voor de hele wereld gaan. Dat ze van Kollumerpomp tot Timboektoe mijn thriller Spel op het nachtkastje hebben liggen. Zou wat zijn…

Lezers hebben is trouwens leuk, wie ze ook zijn. Toen ik een jaar of tien was kreeg ik van mijn ouders mijn eerste typmachine, zo’n grijs, plastic geval. Avonden achtereen typte ik me het eelt op de vingertjes. Gedichten, korte verhalen, sprookjes die ik dan mocht voorlezen aan mijn klasgenootjes. Zij waren mijn eerste lezers, oké: toehoorders. Prachtig vond ik dat. Later, op de middelbare school, verkocht ik zelf in elkaar geschreven en geplakte mini-boekjes op het schoolplein. Dubbeltje per stuk, met titels als ‘Kim is verliefd’, ‘Sasha is het zat’ en ‘Waarom ik?’. Ik had een paar vaste afnemers die, als je het zo bekijkt,  mijn eerste betalende lezers waren. Rijk werd ik er niet van, maar dat hoefde ook niet. (Hoeft nog steeds niet, mag wel.)

En oh my god wat was ik door het dolle heen toen mijn allereerste artikeltje werd gepubliceerd in het Friesch Dagblad, waar ik mijn journalistieke stage liep. Dit en de volgende stage-artikelen werden met veel gevoel uitgeknipt en in een plakboek geplakt. Ik schreef en er waren mensen – wildvreemden (!) – die mijn teksten lazen. Wat een geweldig leven.

Nu, dertien jaar later, ben ik nog altijd blij met de mensen die de moeite nemen om mijn verhalen te lezen. Ik vind het een eer. Want jeutje, lezen kost tijd en tegenwoordig heeft niemand meer tijd en…  blablabla. Lezers maken me gelukkig als ze zeggen dat ze mijn verhaal mooi vinden. Of wanneer ze het uitprinten om het door te geven. Of als ze vragen wanneer er meer komt.  

Lezers zijn belangrijk. Ze motiveren me. Zonder lezers blijven mijn verhalen misschien wel een nietszeggende verzameling letters. ‘De lezer maakt jouw boek’, zei Ronald Giphart onlangs tijdens een masterclass schrijven. ‘De lezer creëert een beeld bij wat jij hebt geschreven.’ Giphart liet ons de zin ‘Een klein vervallen station’ opschrijven. En ja: die vier woorden roepen bij iedereen een ander beeld op. Kun je nagaan hoe dat met een heel boek werkt. Onze boeken, Olga, creëren dus evenveel beelden als er lezers zijn. Honderd lezers betekent honderd verschillende interpretaties betekent honderd verschillende boeken. Hoe cool is dat?
 
Het boek Spel dat op een Kollumerpomps nachtkastje ligt, is weer anders dan het boek Spel op een Timboektaans nachtkastje. (Klopt, ik loop op de zaken vooruit. Spel ligt op nog helemaal niemands nachtkastje. Ik moet nog herschrijven, een uitgever zoeken en al die toestanden meer, dus dat van die nachtkastjes is een regelrechte leugen.)

Lezers motiveren me. Wat motiveert jou? 

Groet,
Ellen

dinsdag 16 april 2013

Klik

Ja. Wat heeft het me opgeleverd, mijn ritje naar Amsterdam om te spreken met een literair agent (nee, niet Paul Sebes, er zijn er echt meer!)? Vooral veel kopkrabben.
Ten eerste raad ik iedere (beginnend) schrijver aan om in ieder geval een keer zo'n afspraak te maken. Over mijn ervaring lees je meer op mijn blog over Dodenweg (Saksenburcht Thrillers).

De korte lezing komt er op neer dat Dodenweg niet origineel (genoeg) is. Het verhaal over een politieman met een verleden, die in aanraking komt met een brutale journalist (met haar eigen problemen) en die een moord / moorden oplost terwijl hij zijn verleden probeert te verwerken en tegelijkertijd er iets van liefde opbloeit ergens, is al vaker geschreven.

Inderdaad.

Op de vraag waarom ik schrijf, was mijn eerlijke antwoord ook: Ik schrijf verhalen die ik zelf wil lezen. Daarin ben ik dus niet origineel. Ik hou van dit soort verhalen, door de Librisjury 'Ikea-romans' genoemd. Sja.

Maar goed. Het meest positieve was dat de literair agent mijn schrijfsel niet eens de meest absolute bagger vond die hij ooit had gelezen. Er waren manuscripten die op de shitschaal hoger scoorden. Ha! Dat vond ik een positief punt!

Dat was het gesprek met de literair agent. Een gesprek met een uitkomst die ik niet helemaal kon plaatsen tot afgelopen zondag. Daar zaten we dan, met een groep andere (vrouwelijke) schrijvers ademloos te luisteren naar een van de Grote Meesters:

Ronald Giphart.

Ik heb mijn kat en mijn kind naar personages van deze grootmeester genoemd, dus je kunt wel zeggen dat ik toch een soort van 'fan' ben. Dat terzijde.

Gip vertelde een anekdote over zijn eerste schrijfsels, die consequent werden afgefikt door zijn leermeester, Ed van Eeden. "Dit is heulemaal niets." Toen hij een volgend verhaal niet meer wilde laten lezen aan Van Eeden zei deze (terecht): "Mooi zo. Als je je uit het veld laat slaan door kritiek, moet je inderdaad maar helemaal ophouden met dat geschrijf."
De reactie op het tweede verhaal dat Giphart aan Van Eeden liet lezen: "SJEZUS! Dit is bijkans nog slechter!"

De masterclass ging verder. Ik luisterde. En luisterde. En luisterde. En voelde me een soort van vreemde vakbroeder (of zuster). Dat een van mijn toch wel literaire helden, die vind ik toch wel aardig geniale boeken schreef, niet met lauweren gekranst op een voetstuk de schrijfwereld was ingerold. Dat gaf de burger moed!

"Vergeet de romantiek. Je maakt een technisch product," zei Gip. Hij bedoelde daarmee te zeggen dat je als schrijver een ambacht uitvoert. En dat je "iedere scene naar een hoger niveau moet tillen."

BAM!!!!!

En toen maakte ik de klik.

IEDERE.
SCENE.
NAAR.
EEN.
HOGER.
NIVEAU.
TREKKEN!

Dat staat mij te doen met Dodenweg.
Ik zit nu in herschrijfronde vier. Alle 'zou', 'te doen', 'had' en 'wassen' worden eruit gesloopt. De proloog gaat over de kop. Ieder woordje in de weegschaal.
En daarna?
Dan wordt herschrijfronde vijf ingezet. Dan ga ik iedere scene naar een hoger niveau trekken.
En dan?
Sorry, literair agent... Dan gaat Dodenweg er komen.
Misschien via een uitgever, misschien lekker zelf op internet.

Daar gaat het om. Om het gelezen worden.
Nu we het er toch over hebben, Ellen, door wie wil jij eigenlijk gelezen worden? Wie zou jij met 'Spel' in de trein willen zien zitten?

vrijdag 5 april 2013

Een eerbetoon

Ik had er nog geen minuut over nagedacht, voor wie Spel is. Aan wie ik het opdraag. Maar toen jij me ernaar vroeg, wist ik het gelijk: ik draag mijn boek op aan alle jonge meiden die het slachtoffer zijn van eergeweld en mensenhandel. Deze thema’s spelen een grote rol in de thriller die ik heb geschreven. De jonge meiden die ik dagelijks op mijn werk ontmoet, zijn de inspiratiebron voor de hoofdpersonen Ilse en Bouchra. Hun personages zijn ingekleurd aan de hand van echte verhalen van meiden die op de vlucht zijn voor geweld. Meiden die in een anonieme opvang verblijven omdat hun leven in gevaar is.
Zonder deze meiden en hun verhalen, had ik Spel niet kunnen schrijven zoals ik heb gedaan. Ik heb hun pijn, angst en verdriet ondergebracht in het leven van Bouchra en Ilse. Ilse duikt voor haar werk in de wereld van de mensenhandel. Hierover zegt ze in Spel:

Ze zijn gemakkelijk te vangen, deze meisjes. Arm, hoopvol, vatbaar voor mooie verhalen, de meeste nog niet eens volwassen. Eenmaal in Nederland worden ze opgesloten. Hun paspoorten zijn afgepakt. En dan komen de mannen. De mannen met die blik in hun ogen. Ze snappen het niet. Hiervoor zijn ze niet naar Nederland gekomen. Ze gaan als model werken. Of in de bloementeelt. Niet hier. Niet in dit huis met al die meisjes, opeengepakt als vluchtelingen in een kamp. Er is ze een eigen kamer beloofd, netjes en schoon. Niet een kelder vol vieze matrassen waar de meest perverse dingen van ze wordt gevraagd. Dit gaan ze niet doen. Zij niet. Ze verkopen hun lichaam niet. Het moet een vergissing zijn. Maar het is geen vergissing. Het is echt. Het huis is echt. De mannen zijn echt. De bedoelingen zijn echt. Bont en blauw geslagen laten ze het eerste zwijn op de matras toe. Er is alleen nog hun lichaam, hun geest is elders. Ze worden zombies. Neukpoppen. Ze zijn in Nederland en ze zijn hoer.

Bouchra ondervindt de pijn aan den lijve, als ze op de vlucht is voor haar familie:

Als ik ben aangekleed, bekijk ik mezelf in de spiegel en ineens besef ik me dat ik alles kwijt ben. Niet alleen mijn haar, mijn kamer, mijn kleding, mijn dierbare verzameling schoenen, de kast waarin ik mezelf kon troosten. Maar ook mijn familie en mijn identiteit. Ik ben niemand meer. Ik heb geen ouders, geen grote zus, geen broertje. Voor hen ben ik dood. Ik bezit geen papieren, geen pasjes, geen identiteitsbewijs. Mijn naam is Bouchra el Amrani, ik weet het zelf, maar wie zal me geloven? Hoe kan ik bewijzen dat ik mezelf ben, zonder mijn geboortedocumenten. Mijn vader zal ze verbranden, alsof ik nooit heb bestaan. Voor altijd ongeboren in het vuur.

Deze verhalen zijn echt. Ze bestaan. Hier. In Nederland. De bewijzen hiervan zie ik iedere dag.

Oké, ze hebben er niets aan, een boek dat aan ze is opgedragen. Het helpt ze niet van hun nachtmerries af, maakt hun leven er geen seconde mooier op, verjaagt het kwaad niet uit hun leven. Maar zie het als een eerbetoon. Aan de meiden en de kracht die ze in zich hebben. Ze zijn sterk. Doorzetters. Overlevers. En daarom is dit boek voor hen.

Olga, jij hebt je boek net voorgelegd aan een literair agent. Wat heeft je dat opgeleverd?

Ellen 

dinsdag 2 april 2013

Ik wil meeeeeer, ik wil Misery

Ik ben een ontevreden mens. Sorry. Het spijt me. Ik weet het, het is 'not done' om ontevreden te zijn terwijl je zo veel hebt. Maar toch... Ik wil MEER! Veel meer.

Op jouw vraag, Ellen, wanneer ik tevreden ben, heb ik maar een antwoord: NOOIT!

Ik heb altijd de droom gehad 'mezelf' tegen te komen in de boekhandel. Woensdag 20 maart was het zover. Ik woonde een uitermate vermakelijke lezing bij van Renate Dorrestein, een workshop creatief schrijven in Boekhandel Broekhuis in Hengelo. Vooraf was ik al langs de sectie 'kinderboeken' gegaan en langs de kast met 'fantasy'. Zonder resultaat. Jammer. Ik had gehoopt dat ze me hadden.

In de pauze komt een oud-collega naar me toe: 'Ik heb je gevonden!' En ja hoor! Bij de afdeling Young Adult (1 kast) stond ik. Of... 1/3 van mezelf. De bundel 'Ontluikende Liefde' met mijn verhaal Engelenveer erin.

Zo! Toen was ik me toch even blij.
Een droom die uitkwam. Of, 1/3 daarvan, aangezien ik de bundel deel met twee andere (prachtige) verhalen.

Na die eerste roes van blijheid en triomf, op de weg terug naar huis na die onwijs leuke en leerzame workshop van Renate D., kwam dat gevoel toch weer bovendrijven.

Onvrede.

Want he... Ik stond dan wel in de boekhandel, of dus 1/3 van mezelf. Maar ik wil meer! MEER! MEER! MEER!
Ik wil Dodenweg op de tafel met 'tips' hebben. In de top-tien-lijst van bestgelezen boeken. Met zo'n sticker erop: 100.000 exemplaren verkocht.
Ken je dat boek van Stephen King, Misery? Oké, dit gaat erg gek klinken, maar eigenlijk wil ik dat ook. Dat iemand, een lezer (liefst een minder psychotische) zo opgaat in mijn verhaal, zo betrokken raakt bij Fleur en Thomas, dat de grenzen van gezond verstand overschreden worden.
Liever wil ik mijn ledematen houden en hoef ik niet gegijzeld te worden door een psychopaat, maar toch... die betrokkenheid, dat geloof. Dat wil ik ook!

Nu ik het zo bekijk, nu ik het zo opschrijf, moet ik bekennen dat ik eigenlijk al tevreden ben. Ik ben tevreden omdat degene voor wie ik mijn boek in eerste instantie heb afgeschreven, tegen me zei: 'Jeetje, Olga, het leest als een echt boek! Ik vind het eigenlijk best wel geniaal.'
Mijn lief vond Dodenweg niet onderdoen voor de boeken van Camilla Lackberg, die hij in zijn vrije tijd met veel plezier leest.

Daar doe ik het voor. Voor hem. Voor mijn twee meiden die hopelijk later in de boekhandel rondneuzen (met evenveel plezier als hun moeder) en elkaar dan aanstoten en zeggen: 'He, joh, da's ma!' Voor iedereen die Dodenweg en mijn andere schrijfsels leest en meeleeft met mijn personages. Voor degene die mijn boek pakt om even uit de sleur  en de realiteit te ontsnappen met een heerlijke dosis fictie.
Voor mijn moeder, die Dodenweg nooit heeft kunnen lezen, maar die altijd 100 procent vertrouwen heeft gehad in het feit dat ik ooit nog eens een echt boek zou schrijven.
Als Dodenweg ooit een boek wordt, een echt boek, dan draag ik het op aan mijn Lief. En aan Ellen de Ruiter. Die door een deal met mij aan te gaan, ervoor heeft gezorgd dat er naast Spel nog een puike thriller van Nederlandse bodem is geschreven.

En jij, Ellen, aan wie draag jij Spel op?


donderdag 28 maart 2013

Over Jezus en Donald Duck

Of ik een keuze kan maken tussen mijn hoofdpersonen Bouchra en Ilse. Wie mijn favoriet is… Nee. Kan ik niet. Ilse en Bouchra zijn me beiden even lief. Ze hebben ieder een heel eigen persoonlijkheid, een eigen manier van doen en denken. In eerste instantie lijken ze in niets op elkaar.

Ilse is een journaliste met een pitbull-mentaliteit, laat nooit los. Ze houdt van de harde kant van het leven en wordt getriggerd door de klootzakken van deze wereld. Grote bek, klein hartje, want achter dat harde masker schuilt onzekerheid en eenzaamheid.
Bouchra is zacht, lief, gehoorzaam. Ze heeft het zwaar, wordt door haar eigen familie onderdrukt en vernederd. Toch houdt ze stand. Want Bouchra droomt. Van een betere toekomst. Van de liefde.

Beide dames hebben eigenschappen die ik mooi vind. Het doorzettingsvermogen van Ilse… prachtig! En dat zachte van Bouchra is natuurlijk om op te vreten. Ontroerend zelfs.
Ik schreef dat Bouchra en Ilse in eerste instantie in niets op elkaar lijken, toch hebben ze één ding gemeen: ze zijn beiden bereid om te vechten voor datgene waarnaar ze op zoek zijn. Ilse vecht voor de waarheid, Bouchra voor vrijheid. Dat is goed, zo leerde ik laatst van Renate Dorrestein. ‘Je personages moeten strevend zijn’, vertelde ze. ‘Ze moeten iets willen bereiken, iets waar ze de grootst mogelijke moeite voor moeten doen. Anders krijg je geen drama op gang.’ Thomas Rosenboom deed hier trouwens ook een interessante uitspraak over: ‘Donald Duck is veel interessanter dan Jezus. Donald Duck wil altijd van alles voor elkaar krijgen, Jezus daarentegen volgt slechts de opdracht van zijn vader.’ Tja…

Strevend zijn ze, ‘mijn’ Bouchra en Ilse. Ik hoop dat ze in Spel glansrijk tot hun recht komen, hun karakters echt en volledig. Dat ze ‘voelbaar’ zijn voor de lezer.  Voor mij zijn Ilse en Bouchra vanzelfsprekend, ze zitten in mijn hoofd, leven hun leven alsof het echt is. Het zou me voor geen meter verbazen als ik Ilse of Bouchra vandaag of morgen ergens tegen het lijf loop, winkelend in de H&M, of zoiets. Als ze ook op die manier in het hoofd van de lezer gaan leven, ben ik tevreden.

En jij, Olga. Wanneer ben jij tevreden?

Ben benieuwd!

Groet,
Ellen 

donderdag 14 maart 2013

De vrouw die van schilderen hield...

Twijfel is 'my middle name'. Ik twijfel iedere ochtend over welke sokken ik aantrek, over of ik van links naar rechts ga tandenpoetsen of van rechts naar links, of je ga tandenpoetsen schrijft of tanden ga poetsen... Ik twijfel over welk broodbeleg ik zal nemen, of ik dan eindelijk vandaag afvalpoging nummer 7653 begin en of ik nu liever Yoki of toch Vifit als drinkyoghurt heb.

En dan is het nog niet eens half negen...

Ik heb dan ook getwijfeld over een antwoord op je vraag. Twijfel ik aan Dodenweg? Nee! Hoe verder in de tijd we komen, hoe meer ik stiekem (en niet zo stiekem) vind dat ik eigenlijk best een puike thriller op papier heb gezet. Dat Thomas en Fleur 'echte' mensen zijn geworden en dat het verhaal geen doorsneeromannetje met wat spanning is. Eindelijk is de twijfel omgeslagen in iets van aanvaarding.

Ja. Dit is waar ik nu altijd van heb gedroomd.
En... verd*mme... Het is nog aardig gelukt ook!

Om heel eerlijk te zijn, zo vertelde ik gisteren ook aan vriendlief, heb ik het gevoel dat Dodenweg me juist sterker heeft gemaakt. Ik durf ervoor uit te komen dat ik schrijf (dat was pakweg 2 jaar geleden niet eens in me opgekomen) en ik durf zelfs te zeggen dat mijn schrijfsels niet tenenkrommend, tranen-van-het-lachen-wegvegend slecht zijn.

Ik ben trots op wat ik schrijf!

Alles is niet even goed. Mijn eerste poging tot lang verhaal, Vervloekt, is de zogenoemde 'eerste pannenkoek'. Jeweetwel, die altijd mislukt! En soms is het hier ook een *hand tegen voorhoofd*-situatie: Wat staat daar? Waaaat???? Met schaamrood en zo'n misselijkmakend gevoel in je buik. Maar over het algemeen is het een kwestie van leeglopen en daarna teruglezen met een voorzichtig glimlachje: Kijk! Dit heb ik geschreven. Zonder mij stonden deze woorden nu niet op papier.

Die twijfel, die hoort erbij. Dat maakt je beter. En een beetje nederig. Ik bedoel, ik baal van mensen die niet tegen kritiek kunnen en denken dat alles wat ze doen, geweldig is. Jek! Niet voor niets is er een type 'Henk Drammers' in mijn boek. Van dat soort mensen heb je helaas te veel...

Toch is het iets heel anders je schrijfsels te laten lezen door 'echte' mensen: Door je omgeving. Door je vrienden, collega's, geliefden. Ja, die zijn altijd enthousiast (terecht of onterecht), maar toch is er die angst: Als ik de kamer uit ben, kijken ze elkaar dan eens meewarig aan?

Ik las ooit eens een stukje over dat ene familielid, dat schilderde. Iedereen vond haar 'kunst' nogal... LELIJK! Gefröbel van het meest sneue soort. Maar ze zeiden het niet.
 'Schitterend.'
'Je hebt echt talent.'
'Moet je wat mee doen! Echt!'
Je snapt het al... Op iedere verjaardag kwam ze aan met een eigengemaakt schilderij als kado. Voor iedereen. Elk jaar.
Ik ben bang dat ik zo word... Dat iedere verjaardag het feestvarken met angst en beven opnieuw een 'boek van mij' uitpakt. 'Leuk! Ja... Nee... Ik ben er nog niet aan toe gekomen verder te lezen in het boek van vorig jaar... Ja. Druk ja. Met de kinderen enzo. En met werk. Enzo... Ja... Je kent het wel. Maar zodra ik de tijd heb...'

Brrrrr...

Nee. Daar pas ik voor! Daarom verzamel ik, net als jij, alleen maar eerlijke mensen om me heen. Mensen die lezen en zeggen: Sorry, maar dit vond ik echt niet zo heel mooi. Of: dit vond ik echt schitterend.
Jij doet dat voor mij en ik doe dat voor jou. En eerlijk is eerlijk: SPEL is een boek dat ik aan mijn vrienden op verjaardagen zou geven. 'Dit moet je lezen joh, zoooo tof!' Dus... Overboord die twijfel! Het is goed en wordt alleen maar beter. Let op mijn woorden: vriendin P. zal echt wel het een en ander op te merken hebben, maar zal ook tegen haar vrienden zeggen: 'Ik heb nou toch een boek gelezen... Moet je echt kopen! Het heet 'Spel'!'

Je vroeg me waar ik trots op ben in Dodenweg. Een zin? Dialoog? Passage? Lastig. Ik vind de ontwikkeling die Thomas doormaakt, een mooie. Ik vind de passievolle seksscène tussen Fleur en Thomas eruitgekomen zoals ik wilde. En ik krijg goede reacties op de scene waarin Fleur met haar ouders om tafel zit tijdens het wekelijkse diner op zondag:


Ze raapte al haar moed bijeen en keek haar vader aan.
Papa... Ik...”
Zijn blik legde haar het zwijgen op. Het was duidelijk dat haar vader niet wilde spreken over wat zijn jongste dochter nu weer had uitgevreten. Zijn blik was gesloten, ondoordringbaar. Fleur voelde de muur die tussen hen in stond, een onneembare horde. Ze ging zitten op haar stoel. Hij was zo dichtbij en tegelijkertijd dreven er oceanen en continenten tussen hen in. Fleur boog haar hoofd en staarde naar haar lege bord, het zilveren bestek dat kaarsrecht naast het porselein lag. De wijnglazen van kristal, zonder de vervelende grijze zweem die altijd op haar glazen hing. Met de hand gepoetst, zorgvuldig opgewreven door de hulp in de huishouding.
Perfect.
Zonder barsten of afgeknapte hoekjes.
Net als haar vader. Net als haar moeder. Net als Roos. Alles en iedereen in huize Benedictus was gaaf en opgepoetst, behalve zij.
Fleur voelde hoe haar huid brak, hoe de scheuren en barsten zich een weg naar buiten drongen. Hoe ze op dat moment, in die seconde, in duizenden scherven uiteen spatte en niemand had het door. 
Niemand zag haar breken.
Onhandig schoof ze haar stoel naar achteren, de poten schuurden over de stenen keukenvloer. Haar vader keek een seconde op, zijn wenkbrauwen een millimeter geheven.
Het spijt me. Oké?! Het spijt me dat ik zo'n onwijze teleurstelling ben!”
Een tel was het stil. Een seconde die een jaar duurde.
Fleur. Ga zitten.” Haar moeders stem was zacht maar dwingend.
Fleur liet zich terugvallen in haar stoel en deed wat er van haar werd verwacht. Ze sneed haar zalm, dronk uit haar kristallen glas en zweeg.


Ik houd van Fleur en van Thomas, kan niet zeggen wie favoriet is. Jij, Ellen? Kan jij wel een keuze maken?

Olga


dinsdag 12 maart 2013

Vuurkorf-fantasie

Uitgevers die je uit je slaap houden? Jee. Zelf durf ik nog niet eens aan een uitgever te denken. Spel moet, na mijn herschrijfronde, eerst langs minimaal twee proeflezers, vind ik. Lezers die het verhaal in één keer kunnen lezen. Jij, Olga, kreeg Spel hapje voor hapje, en dat is toch anders.

Proeflezer één moet een schrijver zijn. Een vakidioot die me kan wijzen op stijlfouten, op de show-don’t-tell-toestand, overbodige zinnen, et cetera. Ik heb heel stiekem al iemand op het oog, maar moet nog even de moed verzamelen om hem (ja, het is een meneer) te benaderen. Ik ken hem namelijk alleen maar via Twitter. Hij heeft ooit de eerste paar hoofdstukken van Spel gelezen en daar commentaar op gegeven. Was ik blij mee. (Voor het geval je dit leest: please, zeg ja!).

Proeflezer nummer twee heb ik al: een goede vriendin van me. P is een echte lettervreter. Er is geen boek dat zij niet heeft gelezen. Kan dat? Ja nou, bijna wel. Noem een titel en P vertelt je erover. Of het een goed boek is en waarom dat zo is, of waarom dat niet zo is. Ze is rete-scherp. Plukt fouten in verhaallijnen er feilloos uit. ‘Zo dom’, zegt ze dan. En dat is precies waarom ik haar nodig heb. Klopt Spel? Zitten er nog hiaten in? Is de gele onderbroek drie hoofdstukken verderop nog steeds geel of heb ik er per ongeluk blauw van gemaakt? Dat doort dingen. Maar ook: leest het lekker weg? Is Spel een boek waar je je nachtrust voor opgeeft of is het een vreselijk ploeter-gebeuren?
Ze zeggen wel eens dat je nooit vrienden of familie moet vragen om je boek te beoordelen. Want die durven toch niet eerlijk te zeggen dat ze het een strontvervelend verhaal vinden. Dat is precies waarom ik P op het hart heb gedrukt dat we, zodra zij in Spel begint te lezen, even geen vrienden  zijn. Aan lieve woorden heb ik niks, zei ik dapper tegen haar. Wees streng, onverbiddelijk, monsterlijk hard. Ik ging nog even verder: spaar me niet – geen seconde! – want daar wordt mijn boek echt niet beter van. En dat is wat ik wil: een beter boek. P beloofde plechtig op haar allerstrengst en allerscherpst te zijn. No friends.

Mijn god, wat heb ik gedaan? Ik schijt bijna in m’n broek bij de gedachte dat zij Spel onder ogen krijgt.  Dát houdt mij wakker uit m’n slaap. Want wat als ze het nu echt niets vindt? Me opbelt met de tekst: ‘Ellen, leuk geprobeerd, maar… niet meer doen’.  Wat moet ik dan? Mijn laptop ritueel verbranden en een andere hobby zoeken? Ik zie mezelf al zitten bij de vuurkorf in de achtertuin. Wat een nachtmerrie.
Je begrijpt: de twijfel slaat toe. Wie ben ik om te denken dat ik een boek kan schrijven? Wie zit er in hemelsnaam op dit verhaal te wachten? En is het eigenlijk niet gewoon een flut-verhaal?

Die twijfel Olga, heb jij daar ook last van? Heb jij ook vuurkorf-fantasieën? Nee, laat ik er een positieve vraag van maken: ben jij trots op Dodenweg? En op welke passage het meest? Laat lezen!

Ellen 

donderdag 7 maart 2013

Bel de witte jassen maar

Hoe ik het doe? Als ik het niet zou doen, zou ik gek worden van al het geschreeuw in mijn hoofd... Bel-de-witte-jassen-maar-gek.

Schrijven van fictie is voor mij de manier om met de werkelijkheid om te gaan. Er gebeuren zo ontzettend veel dingen in de realiteit, dingen waardoor je het ene moment niet kunt ophouden met lachen om vervolgens bijna onderdoor te gaan aan zielscheurend verdriet.
Hope pieken, diepe dalen... Van dat werk.
Om het allemaal aan te kunnen, schrijf ik.

Schrijven als therapie.

En daar ben ik niet de enige in, weet ik. Ik hoor van andere schrijfmaatjes ook dat juist verzinnen hen geestelijk gezond houdt. Wat een tegenstelling eigenlijk, als je er zo over nadenkt. Wat ervoor zorgt dat je de werkelijkheid aan kunt, is fantasie.

Die wachtrij in mijn hoofd is mijn behandelplan. Ben ik razend, denk ik aan de thriller die nog op stapel staat: Het vervolg op Dodenweg.
Ben ik blij en lach ik hard om mijn eigen sarcastische grappen, dan vereenzelvig ik me met mijn even sarcastische hoofdpersonages.
Ben ik verdrietig of voel ik me (geheel onterecht) zeer zeer zeer sneu en eenzaam, dan denk ik aan dat fantastische liefdesverhaal over twee gebroken zielen die elkaar helen.

Juist dat laatste verhaal, dat wordt mijn nieuwe project voor DEAL 2! Een verhaal voor jongvolwassenen over Freya en Joost. Over tegenstellingen, over omgaan met je eigen ellende en vooroordelen, over volwassen worden en over 'met de billen bloot gaan' als het aankomt op het opruimen van de emotionele rotzooi die je hebt gemaakt.

Hoe ik het doe, vraag je me? Net als jij, eigenlijk. De tv gaat uit en als de meisjes in bed liggen kruip ik achter de laptop om te schrijven. En te schrijven. En te schrijven.

Het schrijven maakt me heel. Wat me uiteen doet vallen? De spanning in afwachting van een reactie op wat ik heb geschreven. Is het wat? Vind jij, lezer, het leuk? Spannend? Mooi? Ontroer ik je? Laat ik je huiveren?
Daar gaat mijn hart sneller van kloppen: Het afwachten op het oordeel. Onzinnig eigenlijk, aangezien ik zo veel plezier in het schrijven zelf heb, maar toch... Je zoekt naar die bevestiging.

Uitgevers... Die houden me wakker uit mijn slaap. Want... Gaan we het doen, Ellen? Gaan we Spel en Dodenweg t.z.t. opsturen naar een Uitgever (met hoofdletter 'U')? En... Hoe gaan we om met de druk? Het wachten? De (ik durf het bijna niet te schrijven) ... Afwijzing?

Klopt jouw hartje ook sneller bij die gedachte? En... Wat willen die uitgevers eigenlijk? Hoe komt net jouw boek uit de slush pile en in het hart van de redacteur?
Jij een idee?
Of... Misschien moeten we het ze eens vragen...

Uitgevers van Nederland...
Hoe zit dat eigenlijk? Waarom pikken jullie wel het ene en niet het andere manuscript uit die enorme stapel?

Olga

zondag 3 maart 2013

Een wachtrij

Of ik aan mooischrijverij doe? Geen idee, eigenlijk. Niet bewust in ieder geval. Ik schrijf op gevoel. Geen van tevoren bedachte stilistische ingrepen van mijn kant. Zo van: ik moet nu even een vergelijking maken, of nu is dit of dat ingreepje nodig. Neu. Ik vind iets mooi of niet. Ik ga mijn zinnen en mijn alinea’s langs, en als het voor mijn gevoel nog niet klopt, pas ik het aan. Herschrijf ik, schrap ik, voeg ik iets toe. Ik wil er eigenlijk niet teveel over nadenken, bang dat ik daarmee mezelf blokkeer.

Een fragment uit Spel…
Ik geef er twee. Spel heeft tenslotte twee hoofdpersonages: Bouchra en Ilse. Hun ik-personen wisselen elkaar in korte hoofdstukken af. Ze hebben beiden hun eigen verhaal, hun eigen problemen en hun eigen dromen. Ze verschillen van elkaar als dag en nacht, toch hebben ze iets gemeen. En dat brengt ze uiteindelijk bij elkaar. (Watdatisverklapiknatuurlijkniet).

Onderstaand fragment is van Bouchra.

Uit mijn keel komt een raspend geluid. Ik heb het gevoel dat mijn benen het begeven, dat mijn ogen uit hun kassen schieten, mijn trommelvliezen ontploffen. Hij heeft zijn handen strak om mijn keel geknepen. Die vingers; er zit zoveel kracht in. Ik ga dood. Het is zeker.
Tranen stromen over mijn wangen. Alsof ze uit mijn lijf worden geknepen. De woorden die ik wil uitspreken blijven steken in mijn keel, daar waar hij zijn handen heeft. Op dit moment heb ik gewacht. Ik wist het, was er op voorbereid, en nu is de dag aangebroken. Eer, heet dit.
Khalid kijkt me vol haat aan. Ik hou van hem, mijn kleine broertje. Mijn lieve kleine vuurvlinder voor wie ik altijd liedjes zong, mijn vingers ondertussen zachtjes strelend door zijn zwarte krullen. Als kind rook hij naar geroosterde amandelen. Soms snoof ik die geur op om hem de hele dag bij me te dragen. Lieve, lieve Khalid. Hij haat mij. Hij wil me dood, zegt dat ik een hoer ben. Een hoer die het leven niet waard is, die het verdient te sterven. Ik probeer zijn handen los te wrikken, maar het lukt me niet. Hij is te sterk. Mijn lieve kleine broertje is te sterk voor mij. Ik bid tot God. Tot Allah. Help me en laat het snel voorbij zijn. Insha’Allah, zo God het wil. Laat me sterven.


En hier is Ilse:

‘Wat! Wat doe je? Nou? Wat ben je van plan? Waar gaan we naartoe?’ Ik herken mijn eigen stem niet. Hij klinkt schel, hard. Mijn adem gaat als een fietspomp. ‘Wat doe je?’ Met veel kracht druk ik de loop verder in Andrejs slaap. ‘Zeg iets of ik schiet die rotkop van je eraf! En wie ben jij eigenlijk? Wie ben jij echt? Andrej? Laat me niet lachen! En je woont ook al niet in dat klote appartement van je. En deze auto? Niet van jou hè? Denk je nou echt dat ik geloof in die mooie praatjes van je? Denk je dat ik gek ben? Nou?’
Geen reactie.
‘Ik doe het hoor! Ik schiet zo die harses van je eraf! Let maar op! Dan ken jij Ilse van Kempen nog niet. Denk jij dat ik het niet durf soms? Ha! Daar kom je nog wel achter. Klootzak! Ik ken jou en die mannetjes van je. Jullie deugen voor geen meter. Voor geen meter, hoor je! Jullie kunnen zelf helemaal niets. Niets! Jullie zijn van die klootzakken die anderen kapot maken. Stakkers, zijn jullie! En waarom? Om er rijk van te worden. Ga zelf werken! Laat jezelf lekker verkrachten. Slappe klootzak!’
Beheerst zet Andrej de auto stil. Een wegrestaurant. We staan voor een wegrestaurant. Waarom? Wat wil hij? Godver, wat wil hij? ‘Zitten hier soms die vriendjes van je? Komen ze me opruimen? Nou? Laat ze maar komen! Ik ben er klaar voor. Voor die stakkers. Nou, waar zijn ze dan? Waar dan? Zeg iets!’
Andrej zucht, draait zijn gezicht naar me toe en pakt met zijn rechterhand de loop van het pistool vast. Ik wil de trekker overhalen, maar mijn vinger weigert. Kom op, Ilse. Pang. Pang, pang, pang. Doe het! Andrej duwt de loop richting de voorruit en pulkt mijn vingers los van de kolf. Op zijn slaap is een donkerrode afdruk zichtbaar. Hij doet het handschoenkastje open, legt het pistool erin en zakt terug in zijn stoel. Dan opent hij het portier. 
‘Zo Ilse, nou ophouden met die gekkigheid. We gaan eerst wat eten. Daarna praten we, ja?’

Ilse en Bouchra zijn, sinds ik ben begonnen aan Spel, niet uit mijn gedachten geweest. Ze zijn bij me, hun verhalen vullen mijn geest. Ik moet er niet aan denken om andere verhalen te schrijven. Bijna jankend (overdrijving) laat ik beeldschone schrijfwedstrijden aan me voorbij gaan. Ik wil het wel, maar ik kan het niet: bezig zijn met meerdere verhalen tegelijk. Mooi shit, want de verhalenwachtrij in mijn hoofd groeit met de minuut.

En dan jij, Olga. Rammelt er ‘even’ een kinderboekje uit, doet hier en daar een ‘wedstrijdje’, alsof het allemaal niets is. En het is nog goed ook. Godsamme. Hoe dóe je dat?

Ellen 

dinsdag 26 februari 2013

Mooischrijverij of mooi schrijven?

Toeval bestaat niet! Jij had het over Radmilo als Andrej-stem en wat lees ik in de Vara-gids? Een artikel over dezelfde man. Ik moest gelijk aan Andrej denken, sexy, bad boy Andrej. Is hij goed? Is hij slecht? Of... Moeilijk te zeggen, dat moet de lezer zelf maar uitvogelen, dacht ik zo.


Over die stemmen...
Ja. Die heb ik mijn hoofd. Daar beginnen mijn verhalen mee, iemand roept iets, blijft maar in mijn hoofd / aan mijn hoofd doorzeuren, houdt niet op. Het roepen wordt steeds harder en duidelijker tot ik uiteindelijk besef wie de stem is: een personage. Wat 'ie wel: Zijn/haar verhaal vertellen.

De stem van Thomas was heel duidelijk, later kwam er een andere stem bij. Het bleek Fleur en het bleek dat zij bij elkaar hoorden. Hoe? Dat merkte ik gaandeweg het schrijven van Dodenweg.
Schrijven is schrappen, is het adagium, maar volgens mij is schrijven ook luisteren.
Luisteren naar die stemmen.
Luisteren naar het verhaal.
Luisteren ook naar je hart.
Waar je niet naar moet luisteren? Naar het gezeur. Naar die innerlijke criticaster die maar blijft zeiken: 'Dit is helemaal niets... En zal ook nooit iets worden ook... Wat denk je nou? Dat jij kunt schrijven?'
Dat stemmetje. Volgens mij heeft iedere schrijver daar wel last van, toch?

Schrijven is dus luisteren. En schrijven is vertalen. De beelden in je hoofd, de verhalen van de stemmen. Hoe vertaal je die nu exact op papier? En wanneer is een omschrijving simpelweg mooischrijverij?
Ik vind het lastig. Ik probeer de beelden die ik heb in mijn hoofd, zo goed mogelijk over te brengen op papier. Omschrijf wat ik zie, wat ik voel, wat mijn personages doormaken. Is dat mooischrijverij? Als je gebruikmaakt van een vergelijking? En van een overdrijving?
Bij Dodenweg maakte ik het mezelf extra moeilijk. Dit moest een thriller worden, geen liefdesverhaal met smachtende blikken en volle lippen waaruit een zucht onsnapt als de ander voorbij komt. Een spannend verhaal... En toch... Werd het weer een liefdesverhaal.
Zonder mooischrijverij hoop ik. Maar wel mooi geschreven...

Hoe ik schrijf?
Nou...
Zo:

(vanuit het perspectief van een slachtoffer)


De deur ging open. Als ze de kracht nog had, zou ze ineen gekrompen zijn. Maar haar kapotte lichaam weigerde dienst.
Waarom was hij er nu alweer?
Ze had rust nodig. Rust om te helen. De tijden tussen zijn bezoeken waren altijd hetzelfde geweest, gokte ze. Altijd als de dorst teveel werd, de pijn te heftig, kwam hij terug. Met water. Met zijn handen. Met...
Nu was hij er alweer.
Hij knielde naast haar neer en streek voorzichtig langs haar dichtgeslagen linkeroog. De zwelling was gezakt, van haar wenkbrauw naar haar ooglid. Door een spleetje zag ze wazig de contouren van het monster dat haar vasthield. Het monster dat verdacht veel op een normaal mens leek. Maar geen mens kon een ander dit toch aandoen?
Gillen. Ze wilde gillen. Schreeuwen. Razen. Dat hij van haar af moest blijven. Ze wilde net zolang gillen tot ze geen stem meer overhad, net zolang tot iemand haar hoorde en haar kwam weghalen uit deze hel.
Dit was de hel.
Maar er kwam geen geluid over haar kapotte lippen. Alleen een zuchtje ingehouden adem ontsnapte toen hij opnieuw met zijn vingers over haar wang gleed.
Liefje, het spijt me. Onze tijd samen,” zijn adem stokte even, maar hij herstelde zich snel, “onze tijd samen zit erop. Het is niet dat ik niet om je geef, maar jij bent klaar. Af. Perfect. En zij? Aan haar is nog zoveel te doen. Snap je?”
Verwachtte hij echt een antwoord van haar? Ze kreunde opnieuw.
Shhh... Het is goed zo. We hebben het fijn gehad toch? Jij bent nu perfect. Ik kan je laten gaan.”
Zijn stem trilde toen zijn vingers over haar hals gleden.
Toen kwam het besef.
Iedere vezel in haar lichaam gilde in paniek.
Ze ging sterven.


en zo

(een fragment uit Dodenweg, waarin Fleur zich irriteert aan haar chef).


Ik zou...”
Drammers keek haar aan. Zijn wenkbrauwen omhoog getrokken op zijn varkenskop, de rimpels die het vet op zijn voorhoofd omhoog stuwden. Fascinerend, hoe iemand zelfs dik kon zijn op zijn voorhoofd. Fleur schudde de gedachte aan wegzakkende rimpels weg. Ze wilde zeggen dat ze wel een voorverhaal zou kunnen schrijven over de agressieve acteur, maar bedacht zich. Hij was chef, het was zijn probleem als de krant niet vol kwam. “Nee... Laat maar. Dat is pas vrijdag.”
Gelukkig dramde Drammers niet door. Fleur schoof achter haar bureau en deed of ze druk was met de zittingsstukken die ze inmiddels al gelezen en gesorteerd had. Dat haar telefoon ging, was bijna een vervelende onderbreking van haar poging zich druk aan het werk te houden.
Mevrouw Benedictus? U spreekt met Jeanet Huissen. Wij hebben gisteren met elkaar gesproken?”
Shit. Ze had beloofd de vrouw terug te bellen, maar was haar compleet vergeten.
Ja. Ja. Natuurlijk. Sorry, het was erg druk vandaag...” De leugen vormde zich moeiteloos als antwoord. Even spiekte ze naar Drammers, die haar nauwlettend in de gaten hield. 


En jij, Ellen. Maak jij je schuldig aan mooischrijverij, of schrijf je gewoon mooi?
Laat eens een fragmentje lezen uit Spel!




zondag 24 februari 2013

Stemmen in mijn hoofd

Mijn personages zijn een mix, mengelmoesjes, van vluchtige voorbijgangers, mensen die ik ken en heb gekend. Mensen die ik liefheb en die ik minder liefheb (ik heb tenslotte ook bad-ass-motherfuckers nodig voor mijn verhaal). Ilse en Bouchra - de hoofdpersonen van Spel - zijn opgebouwd uit verschillende stukjes mens. Ik heb geprobeerd ze zo levend mogelijk te maken door middel van echte geschiedenissen.

Ilse is weinig verhullend in haar taalgebruik. Ze zegt wat ze denkt. Als iets kut is zegt ze dat het kut is. Punt. Zo ben ik eigenlijk ook – soms tot grote frustratie van mezelf (hou nou toch je mond!). Dus in dat opzicht lijkt Ilse op mij. Ze is journalist bij een krant, dat was ik ook ooit, dus die ervaring komt net zo goed uit eigen ‘doos’. Ilse kan, net als ik, niet tegen onrecht. Ze trekt zich het leed van de wereld aan, maar vergeet daarbij naar haar eigen gevoel te luisteren, wat maakt dat ze terechtkomt in iets gruwelijks en onomkeerbaars. Ik kan alleen maar bidden dat ik in dat opzicht niet op haar lijk.  

Voor het personage van Bouchra heb ik veel inspiratie opgedaan bij de slachtoffers van eergeweld die ik de afgelopen drie jaar heb leren kennen. Zij vertelden mij hun verhalen. Over hun familie en de belangrijke rol van eer binnen hun cultuur. Over wat ze voelden en wat ze niet móchten voelen. Over de opsluiting en de vernedering. Over het geweld, het misbruik, de incest. En over dat ze uiteindelijk alles achter zich moesten laten, dat er nu geen familie meer voor ze is. Die verhalen laten me niet los. Want hoe moet dat zijn? Hoe voelt zoiets als je niemand meer hebt behalve jezelf? En hoe leeft het met de dreiging van eerwraak? Dat ze je doodmaken als ze je vinden.  Hoe doe je dat? Dat is wat Bouchra moet uitvinden.

Ik probeer de gevoelens van Ilse en Bouchra te voelen, ook al besef ik dat zoiets – vooral in het geval van Bouchra – misschien wel onmogelijk is. Maar als Ilse weer wordt teleurgesteld, wil ik haar ontreddering  voelen, als Bouchra denkt aan haar moeder die ze heeft achtergelaten, probeer ik me voor te stellen hoeveel pijn dat doet. Dat maakt dat ik soms met een ik-moet-kotsen-gevoel achter de computer zit. Geeft niks, het helpt me.

Wat ook helpt bij het neerzetten van de personages, is hun stem. Ieder persoon in Spel heeft in mijn hoofd - en hopelijk ook op papier - een eigen stem met eigen klank, ritme en taalgebruik. Mooi voorbeeld: de stem van Ilse’s ‘maatje’, de Bulgaarse Andrej, is gebaseerd op die van de Kroaat Radmilo Soda, oud-bokskampioen en personal trainer die zo af en toe op televisie verschijnt. Als ik Andrej laat spreken, heb ik Radmilo’s stem in mijn hoofd. (Hij moest eens weten…)
Euh ja, ik heb dus stemmen in mijn hoofd. Geeft niks.

En jij Olga, heb jij stemmen in je hoofd tijdens het schrijven?
Ben benieuwd!

Ellen

P.s. Iedere lezer van dit weblog mag natuurlijk reageren. Hoe doen jullie ‘het’? Ook stemmen?


donderdag 21 februari 2013

Ons soort mensen

Vanochtend had ik een zeer interessant telefoongesprek met een jonge, nieuwe, enthousiaste uitgever. Hij vertelde me dat schrijvers van boeken die literatuur waren, bij hem terecht konden. En dan literatuur in de breedste zin van het woord. 'Een boek voor het plezier, voor de ontspanning,' gaf hij aan. Hij bedoelde dat hij geen uitgever was van les- of schoolboeken.

Jouw vraag over aantikmomenten heeft mij aan het denken gezet. Toen het idee van Dodenweg mij in mijn hoofd geworpen werd (zo denk ik er althans over, mijn ideeën voor plotten en verhalen vallen me echt binnen), wilde ik vooral een spannend verhaal schrijven met 'echte' mensen. Met mensen waar 'iets mee mis was'. Dat zijn volgens mij namelijk de interessante personages: degenen die niet helemaal deugen. Op wat voor manier dan ook.

Gaandeweg het schrijven bleek Dodenweg toch wel iets meer in zich te hebben dan alleen een spannend verhaal voor de leuk, voor het verloren moment in de trein of voor een koude winteravond op de bank (ook te vervangen door een warme zomeravond op het terras). 

Dodenweg is een verhaal geworden met als achterliggend thema: Verwrongen familieverbanden en verwachtingen waar je niet aan kunt of wilt voldoen. En die verwachtingen, die komen van je zelf of juist van de mensen om je heen, van je familie.

Thomas worstelt met zijn erfelijke belastheid en Fleur worstelt met de verwachtingen die men in Saksenburcht heeft bij de naam 'Benedictus'. Beide personages willen zich losmaken van deze verwachtingen en dus van hun familie, ieder op een geheel eigen (en niet altijd even doeltreffende) manier. 
Of het ze lukt? Dat weet ik niet... In bepaald opzicht niet, in andere manieren weer wel. Misschien is dat wel mijn aantikmoment, nu ik er zo over nadenk. 

Wees wie je bent, ook al denk je dat dat niet kan...

De thematiek in Spel is groots en dient aan de kaak te worden gesteld. Te meer nu de discussie over gedwongen prostitutie, mensenhandel en 'moderne' slavernij (dat woord heb ik nooit gesnapt, waarom moet 'modern' er eigenlijk voor?) hoog oplaait. 
Maar belangrijk is ook dat Spel voornamelijk een fijn boek is. Een spannend verhaal met echte personages, waarmee iets mis is. Een boek voor op de bank of in de hangmat, of gewoon voor een verloren uurtje tussendoor.

Een boek dat je leest voor het plezier. En zo zou je Dodenweg natuurlijk ook omschrijven. In dat geval is het zelfs literatuur! 

Wat ik zo belangrijk vind, de echtheid van de karakters, komt voor mijn gevoel in zowel Spel en Dodenweg goed naar voren. Hoe doe jij dat, Ellen? Baseer jij je personages op mensen uit je omgeving of komen ze je zo, meestal op juist de ongewenste momenten, binnenvallen? 

Herschrijfse!
Olga

vrijdag 15 februari 2013

Ompielen, eindjes knopen en aantikken

Hoe nu verder? Daar vraag je me wat…
Herschrijven. Da’s het enige wat ik voor nu kan bedenken. Oké, die eerste versies van onze thrillers liggen er, maar daarmee zijn we er natuurlijk nog láng niet.

Nu ik mijn eerste versie van Spel af heb, begin ik pas goed zicht te krijgen op het verhaal. Ik heb het een week laten liggen, er over nagedacht, passages met manlief besproken en het is duidelijk: bijschaven. Alle 72.909 woorden die Spel nu telt zijn er in hoog tempo uitgeramd. Niet nadenken, maar schrijven – in die modus heb ik vijf maanden geleefd. Zelden heb ik stukken teruggelezen. Voor mijn gevoel komt het echte denkwerk nu pas.   

Ik wil de taal mooier maken. Indrukwekkender zinnen creëren, alinea’s vormen die de ziel van de lezer raken, ik wil alle woorden precies op de juiste plek neerzetten. En daar gaat tijd inzitten. Ik kan soms dagenlang sleutelen aan een kort verhaal, dus ja: ik ben nog wel even bezig. Er moet een bepaalde flow in de tekst zitten, in de zinnen afzonderlijk en zelfs in de woorden. Dat is geen hogere wiskunde, maar puur gevoel. Of het goed is wat ik doe, weet ik niet. Geen flauw idee; ik doe altijd maar wat. Ompielen, noem ik het. Net zo lang puzzelen, totdat het ‘klopt’.

Naast het ompielen met de tekst, zijn er nog wat losse eindjes die ik aan elkaar moet knopen. Dat ene voorwerp dat in die en die scène zo belangrijk is, moet nog terugkomen. En wat gebeurt er met dat en dat personage? Moet hij of zij meer ruimte krijgen, en zo ja: hoe? Is het voor de lezer duidelijk genoeg dat… Enzovoorts. Het is een thriller; de lezer moet zich dingen afvragen, in verwarring raken, op het verkeerde been worden gezet. Maar na het lezen van het laatste woord moeten de stukjes op z’n plek zijn gevallen. Je hebt niets aan een boek dat uiteindelijk meer vragen oproept dan beantwoordt.

Ook wil ik nog twee onderwerpen die in mijn thriller een rol spelen verder uitdiepen. Mensenhandel en eerwraak zijn belangrijke issues in Spel. Het zijn niet de hoofdthema’s, maar ze zijn wel essentieel voor het verhaal. Ik heb het gevoel dat deze onderwerpen prominenter naar voren kunnen komen, dat ik de lezer meer informatie kan geven over deze problematiek. De kennis heb ik in huis; ik schrijf voor een organisatie die slachtoffers van eergeweld en mensenhandel opvangt en behandelt. Bijna dagelijks spreek ik jonge meiden die slachtoffer zijn. En nee, nee, nee Spel moet geen encyclopedie worden, geen verkapt essay over de maatschappij en de vreselijke dingen die mensen elkaar aandoen, maar ik kan de lezer wel een beetje ‘aantikken’. Toch?

Zit er in Dodenweg eigenlijk een aantikmoment?


woensdag 13 februari 2013

We the peeps

Allereerst...
GEFELICITEERD!!!!
Ellen, gefeliciteerd! Spel is af, in eerste versie. Wat een verhaal! Wat een boek gaat dat worden! Mijn petje af voor jou, Ellen de Ruiter, koningin van de cliffhanger.
Olga (ja jij ja), ook gefeliciteerd! Dodenweg is af in eerste versie. Wat een prestatie, een heel boek! En de dader tot het einde geheimgehouden.

Een heel boek, ontsproten uit de ziekelijke fantasie van een moeder-met-twee-kindertjes, samenwonend met twee katten erbij, een gemiddelde hypotheek en een lieverd die voor brood op de plank zorgt. Stationcar voor de deur en zondagochtend samen met de peuter Danerolle-croissants rollen met een gebakken eitje erbij. Hoe burgerlijk kun je het verzinnen?

En ondertussen... Een bloederig drama, moord, verminking, verkrachting, zieke geesten en trauma's. Sjongejonge. In die zieke kop van mij spelen zich heel wat bizarre taferelen af.
Ik schrijf wat ik graag lees. Karin Slaughter. Jo Nesbo (met zo'n streepje door de 'euo'). Camilla Lackberg. Ingrid Black. Mo Hayder. Allemaal vrouwelijke (en 1 mannelijke) schrijvers die geweld en details niet schuwen. Ze gaan ver. Met trauma's. Met wat er gebeurt. En hoe het gebeurt.
 Ik las in een interview met Karin Slaughter een poosje terug dat het haar niet gaat om het geweld an sich, maar juist om hoe haar (vrouwelijke) hoofdpersonages hiermee omgaan.

Die zin is mij altijd bijgebleven. Als lezer en als schrijver.
Het gaat mij niet zozeer om het hoe, maar juist om het waarom. Wellicht dat mijn hele studie strafrecht daarom ook wel een beetje een teleurstelling was: ik was altijd op zoek naar de spannende verhalen, naar het waarom. Niet zozeer geïnteresseerd in de bestanddelen van de delictsomschrijving en de materiële bewijslast...

Waarom? Daar gaat het mij als lezer om. Dat is ook de vraag die ik mezelf voorhoud bij het lezen en bij het schrijven. Waarom gebeuren dingen? Waarom reageert een (hoofd)personage op de manier waarop hij/zij doet? Waarom komt de held in beweging en waarom wordt de antagonist gedreven tot zijn/haar (zieke) daden?

Als je mij vraagt of ik de lezer altijd in het achterhoofd hou als ik schrijf, heb ik daar een misschien wel egoïstisch antwoord op, in die zin dat ik 'mezelf' als 'de lezer' in het achterhoofd hou. Ik schrijf wat ik zelf wil lezen. Of het nu een thriller is, een paranormal romance, een young adult of een lekker flodderig romannetje of chicklit, het gaat mij om de vraag: Zou ik dit zelf lezen en zo ja, vind ik het wat?

In dat opzicht ben ik mijn eigen ijkpersoon. Helemaal niet zo slecht bedacht eigenlijk, zie de alinea hierboven over mijn toch wel zeer burgerlijke bestaan. Als alle dertigplusmoeders met hypotheek, kostwinnaar en stationcar Dodenweg met plezier zullen lezen, denk ik dat ik verdulleme gewoon een bestseller te pakken heb!

Goed, de eerste versie is nog maar amper af en ik heb het woord 'bestseller' al genoemd... Misschien een beetje voorbarig. Want de grote vraag is natuurlijk: Hoe nu verder?

Ellen... Hoe nu verder?


vrijdag 8 februari 2013

Sans gêne

Wowzers! Olga! Wat een vraag: welk boek ik geschreven zou willen hebben?
50 tinten grijs natuurlijk! Daar zijn er inmiddels miljoenen van verkocht en dat betekent: kassa!

Geintje.

Matilda, van Roald Dahl, had ik graag geschreven. Meesterlijk! Al zijn kinderboeken trouwens… wie wil die nou niet opgetypt hebben? Ik zou er in ieder geval een moord voor doen. Deze man leerde mij dat alles mogelijk is op papier. En die wetenschap is fijn. Vooral tijdens het schrijven van mijn kinderboek ‘Fransje’ kon ik onbeschaamd tekeer gaan. Want als alles mogelijk is… pfieuw wat heb je dan een speelveld. 

Nog een schrijver die ik liefheb: Niccolo Ammaniti. Die man weet een sfeer neer te zetten om van te watertanden. Bizarre scènes, idiote karakters, verzin het maar… Ook mooi: hij is op z’n tijd lekker grof. Daar hou ik van. Gewoon, hup, het beestje bij de naam noemen, geen schaamte kennen, geen mooipraterij, maar ‘verdomme’ zeggen als het ‘verdomme’ is. Heerlijk!

Ilse, één van de twee hoofdpersonen in Spel, is ook zo’n recht voor z’n raap-type. Zegt wat ze denkt en vloekt er zo nu en dan ongeremd op los. Typerend voor Ilse, maar  ik - als haar bedenkster - vraag me regelmatig af of het niet teveel van het goede is. Gaat het de lezer niet tegenstaan? Moet je personage per se vloeken om iets duidelijk te maken? Maak je het daarmee krachtiger? Of juist niet? En welk beeld roept zo’n vloekende dame op? Aso-wijf? Tokkie? Bitch? Het zal blijken wanneer ik mijn meelezers vraag om Ilse in het kort te omschrijven. (Tip van Renate Dorrestein!) Bijschaven is dan een optie. Dorrestein geeft trouwens aan altijd de lezer voor ogen te houden tijdens het schrijven, want: zonder lezer geen boek.
Anderzijds hoor ik wel eens dat je als schrijver niet teveel moet nadenken over wat je lezers ervan zouden kunnen vinden.  ‘Schrijf sans gêne’, zegt literair agent Paul Sebes in zijn boek Bestseller. Hij citeert schrijver Joost Vandecasteele: ‘Als je begint te denken: misschien moet ik wat gas terugnemen, want dat of dat kan lezers of uitgevers bruuskeren, dan moet je er al mee stoppen, want brave schrijvers zullen nooit overleven. Het is jouw kop, hoe ziek die ook moge zijn, en dit is wat je te zeggen hebt’.
Da’s eentje om te onthouden.

Hoe zit het met jouw zieke kop, Olga? Heb jij de lezer altijd voor ogen als je schrijft? 

Groet,
Ellen